De Week van M: Indonesië
Van zondag 9 tot en met donderdag 13 november bezocht ik Indonesië om de handelsbetrekkingen tussen dit immense land en Nederland verder aan te halen.
Ik sprak er met een groot aantal collega-ministers, waaronder die van Handel, Energie, Technologie, Defensie en ook met vice-president Kalla. Onder leiding van de directeur Ab van Ravestein van de EVD reisde er ook een delegatie mee van in totaal 32 Nederlandse bedrijven die hoofdzakelijk actief zijn op het gebied van water technologie en energie.
[Foto: bij de opening van de Rabobank in Jakarta]
Netwerken
Het spreekt vanzelf dat ik knelpunten die zij ervaren op het gebied van regelgeving heb aangesneden bij sommige van mijn gesprekspartners. Zowel in Jakarta als in Surabaya werden geslaagde trade dinners gehouden waar Nederlandse bedrijven en hun Indonesische relaties in de gelegenheid waren om in een ongedwongen sfeer te netwerken.
Helaas ontbreekt me de tijd en op dit weekboek de ruimte om uitvoerig op alle onderdelen in te gaan. Ik beperk me daarom tot enkele hoofdpunten. Op de Universiteit van Surabaya hield ik een lezing over duurzame energie. Ik gaf daarbij aan dat 'Fuel for food' voor mij onacceptabel is. Het gaat dan om de productie van biomassa die ten koste gaat van landbouwgronden. Palmolie die wordt verkregen dankzij bebossing van landbouwgronden of dankzij de niet gerechtvaardigde of illegale kap van tropisch regenwoud/oerbossen valt niet te accepteren.
Gasrotonde
Dat geldt overigens evenzeer voor slechte arbeidsomstandigheden of schade aan de natuurlijke leefomgeving van bewoners. Ik legde het Nederlandse energiebeleid uit dat inzet op Nederland als 'gasrotonde'.
Nederland moet blijven streven naar een energiemix die de importafhankelijkheid voorkomt. De leveringszekerheid moet voorop blijven staan. Daarom moeten we meer verscheidenheid aanbrengen in onze energiemix en bijvoorbeeld ook naar de tweede en derde generatie duurzame energie kijken. Bij dat alles moet nadrukkelijk gekeken worden naar mogelijkheden om de CO2 uitstoot verder te verminderen én naar de gevolgen voor de wereldwijde voedselproductie.
'Islamitisch zakendoen'
In Jakarta sprak ik op een interreligieuze bijeenkomst met een aantal vertegenwoordigers van religieuze organisaties. Er waren moslims, boeddhisten en katholieken aanwezig. Uit de gesprekken die ik voerde werd mij duidelijk dat het voor het bedrijfsleven belangrijk is dat men kennis heeft van een samenleving waar de Islam de dominante religie is. Natuurlijk wordt het handelen van mensen en bedrijven door heel veel culturele en sociale factoren bepaald. Voor veel Islamitische landen geldt dat religie daar óók een onderdeel van is. Om elkaar politiek en economisch beter te begrijpen is het dus onmisbaar om hier meer kennis over te hebben. En om die kennis vervolgens bekend te maken bij het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven doen er immers altijd verstandig aan om zich te verplaatsen in de belevingswereld van hun (handels)partners en consumenten.
Nu ik terug ben in Nederland wil ik nagaan welke mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat het Nederlandse bedrijfsleven meer kennis krijgt over het zakendoen in Islamitische landen en welke rol mijn ministerie daarin wel of niet kan vervullen.