Antwoorden op kamervragen over gewelddadigheden van (dieren) extremisten tegen circusbezoekers

Antwoorden op kamervragen van de leden Agema, Brinkman en Graus (allen PVV), ingezonden 23 oktober 2008.

1. Vraag
Bent u bekend met het bericht ‘Kinderen staan te huilen’? 1)

1. Antwoord
Ja.

2. Vraag
Deelt u de mening dat het te gek voor woorden is dat kleine kinderen belaagd worden en getraumatiseerd thuiskomen na een ‘gezellige’ avond circus door het toedoen van deze beroepsraddraaiers?

4. Vraag
Deelt u de mening dat deze activisten best een vergunning kunnen aanvragen voor een betoging, maar dat in geval van intimidatie of bedreiging deze activisten direct opgepakt dienen te worden door de politie? Zo ja, waarom gebeurt dat dan niet?

5. Vraag
Deelt u de mening dat er maatregelen genomen moeten worden om de werknemers en bezoekers van Circus Herman Renz te allen tijde tegen dit soort intimiderende groeperingen te beschermen, omdat in het artikel te lezen valt dat het een kwestie van tijd is voordat voorstellingen worden verstoord door bijvoorbeeld rookbommen, die in de circustent worden gegooid?

6. Vraag
Welke maatregelen gaat u nemen om de veiligheid van werknemers, dieren en bezoekers van Circus Herman Renz bij komende voorstellingen te garanderen?

Antwoord op de vragen 2, 4, 5 en 6
Intimidatie en dreiging met geweld zijn onaanvaardbaar in onze democratische rechtsstaat. Wij begrijpen dat dit een ernstig gevoel van onveiligheid teweeg kan brengen. Wij spreken ons dan ook nadrukkelijk uit tegen intimiderende acties van gewelddadige dierenactivisten.

De afweging of een geplande demonstratie wel of geen doorgang kan vinden wordt gemaakt door het lokale bestuur. De vrijheid om te demonstreren is van cruciaal belang in een vrije en pluriforme, democratische samenleving. Dit laat onverlet dat het lokaal bestuur een verantwoordelijkheid heeft om de openbare orde te handhaven en in te grijpen wanneer bij demonstraties een sfeer van intimidatie ontstaat. Zij kan vooraf aanvullende voorwaarden stellen aan een demonstratie, zoals bijvoorbeeld het demonstreren op een door de politie aangewezen plaats, het niet dragen van gezichtsbedekkende bekleding, niet intimideren van werknemers in woord of gebaar. Daarnaast is adequaat strafrechtelijk optreden vanzelfsprekend van belang indien intimidatie de vorm krijgt van bedreiging of van andere strafbare feiten.

Het uitgangspunt bij het nemen van beveiligingsmaatregelen is dat in eerste instantie de organisator van het evenement, i.c. het circus, verantwoordelijk is voor het treffen van de juiste beveiligingsmaatregelen om de bezoekers en de medewerkers van het circus te beschermen. Het lokaal bevoegd gezag kan indien er aanleiding toe is, aanvullende maatregelen treffen. Uiteraard worden er onmiddellijk maatregelen genomen door de politie als er een aanwijzing is dat geweld mogelijk plaats kan vinden. Maar in alle gevallen geweld helemaal voorkomen is niet mogelijk, hoe graag we dat ook zouden willen.

3. Vraag
Deelt u de mening dat de politie deze radicalen onderschat? Zo neen, staat Respect voor Dieren in de belangstelling bij de AIVD? Zo neen, zou dat wel zo moeten zijn volgens u? Zo neen, waarom niet?

3. Antwoord
Het dierenrechtenactivisme wordt niet onderschat. De ontwikkelingen omtrent dierenrechtenactivisme worden zowel op lokaal als op nationaal niveau nauwlettend gevolgd. Het KLPD is verantwoordelijk voor de landelijke informatiecoördinatie. Het KLPD heeft de regionale politiekorpsen geattendeerd op het feit dat dierenrechtenactivisten steeds vaker demonstreren tegen vermeend dierenleed bij circussen. Ook communiceert het KLPD, op basis van ervaringen uit het verleden, met de betrokken regionale korpsen uitvoerig over de geplande demonstraties en de verwachte deelname. Het KLPD adviseert de korpsen daarbij over de mogelijke aanpak.

Daarnaast blijkt ook uit de openbare AIVD-publicatie "Dierenrechtenactivisme in Nederland - springplank voor Europa", dat Respect voor Dieren in de belangstelling staat van de AIVD. (Bijlage bij 30800 VI, nr. 98).

7. Vraag
Hoe groot is het inkomstenverlies dat Circus Herman Renz lijdt doordat bezoekers wegblijven om dit soort lieden en een gebrek aan optreden door de politie? Gaat u dit compenseren?

7. Antwoord
Het is ons niet bekend of er sprake is van inkomstenverlies. Als er schade geleden is, dan ligt het in eerste instantie op de weg van de benadeelde partij om stappen te ondernemen om die schade vergoed te krijgen.

8. Vraag
Welke maatregelen gaat u nemen om het bewust verspreiden van persoonsgegevens, met in deze casus het doel intimidatie, tegen te gaan?

8. Antwoord
Als betrokkenen menen dat er sprake is van een strafbaar feit, kunnen zij daarvan aangifte doen bij de politie. Vervolgens kan dan worden beoordeeld of er sprake is van een strafbaar feit waartegen kan worden opgetreden.

9. Vraag
Bent u bekend met het feit dat vele actievoerende organisaties, die uit het buitenland worden verdreven, zich in Nederland vestigen aangezien de wetgeving dat hier toelaat?

10. Vraag
Deelt u de mening dat de wetgeving op dit gebied, zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittannië is gedaan, ook in Nederland aangescherpt moet worden?

Antwoord op de vragen 9 en 10
De samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk is goed. Er vindt regelmatig uitwisseling van kennis en ervaringen plaats. Er is geen sprake van stelselmatige vestiging van vele, uit het buitenland verdreven, actievoerende organisaties in Nederland. De leerpunten van de Britse aanpak worden waar mogelijk op dit moment in het Nederlandse beleid verwerkt. Voor de vraag over aanscherping van de wetgeving, verwijzen wij naar de toezeggingen in het AO van 16 april 2008.

11. Vraag
Bent u bereid de actiegroep Respect voor Dieren, die volgens de AIVD aan het radicaliseren is en onder andere sterk verbonden is met het omstreden Britse Stop Huntingdon Animal Cruelty, dat vandalisme, intimidatie en geweld niet schuwt, nauwlettend te volgen en indien men gebruikt maakt van onwettige middelen als intimidatie en geweld te bezien of een verbod op deze organisatie mogelijk is?

11. Antwoord
Nederlandse rechtspersonen waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde kunnen op grond van artikel 2:20 BW door de rechter worden verboden en ontbonden. Deelname aan de voortzetting van de werkzaamheden van een verboden organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht.

Uit de tekst van artikel 2:20 BW blijkt derhalve dat het dient te gaan om de werkzaamheid van een rechtspersoon die in strijd is met de openbare orde, zodat strafbare gedragingen van natuurlijke personen die officieel noch feitelijk namens deze rechtspersoon optreden in beginsel geen grond kunnen vormen om tot de in artikel 2:20 BW genoemde maatregel over te gaan. Voorts blijkt uit jurisprudentie dat van de in artikel 2:20 BW geboden mogelijkheid slechts gebruik kan worden gemaakt als de ontbinding een noodzakelijke maatregel vormt tot voorkoming van gedragingen die, meer dan incidenteel plaatsvinden, een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten.

Of er aanleiding bestaat om overeenkomstig artikel 2:20 lid 1 BW een verzoek tot verbodenverklaring of ontbinding van de rechtspersoon Respect voor Dieren in te dienen, hangt af van de beoordeling door het OM, onder meer naar aanleiding van ingediende aangiftes, van de vraag of de concrete (verweten) gedragingen een strafbaar feit opleveren en of deze gedragingen, gepleegd door natuurlijke personen, aan de rechtspersoon Respect voor Dieren kunnen worden toegerekend. Op grond van de thans beschikbare informatie, ziet het OM op dit moment geen aanleiding om een verzoek overeenkomstig artikel 2:20 lid 1 BW in te dienen.

1) De Telegraaf, “Kinderen staan te huilen”, 17 oktober 2008