Joan Haanappel is nu ridder van Oranje
Tijdens een feestelijke bijeenkomst in Amsterdam, georganiseerd vanwege de zestig jarige vriendschap tussen Joan Haanappel en Sjoukje Dijkstra, ontving Joan Haanappel uit handen van staatssecretaris Bussemaker een koninklijke onderscheiding. “Je bent al decennia lang een begrip in de Nederlandse sport!”
Beste Joan en Sjoukje,
Ik vind het heel bijzonder hier aanwezig te mogen zijn, bij dit vriendschapsjubileum van jullie.
Joan en Sjoukje; twee vrouwen wier namen in het collectief geheugen van Nederland zitten.
Ik ben groot geworden met jullie namen!
Jullie behoren tot de sport-iconen van de jaren ‘50 en ‘60. Fanny Blankers Koen, Anton Geesink, Johan Cruijf, Tom Okker, Ard Schenk en Kees Verkerk.
In dat rijtje horen jullie ook.
Jullie begonnen samen eind jaren veertig een schaatscarrière die nog steeds in Nederland ongeëvenaard is.
We weten allemaal dat uiteindelijk de carrière van Sjoukje meer met goud is behangen (3x wereldkampioen – 1962, ‘63, ‘64- , 5x Europees kampioen – 1960 t/m ’64 -, 1x Olympisch kampioen 1964), dan die van Joan.
Maar die van Joan mag er ook zijn. Vier keer Nederlands kampioen, van 1955 tot en met ‘58 en drie keer brons tijdens het EK van 1958 tot en met ’60.
En Joan nam ook 2x deel aan de Olympische Winterspelen, 1956 en 1960.
Maar het zijn niet alleen de medailles die tellen.
Jij Joan, hebt Nederland aan het kunstschaatsen geholpen.
Voordat jij er mee begon, was het eigenlijk onbekend in ons land.
‘Wij’ deden daar niet aan. ‘Wij’ deden aan schoonrijden, zwaaien en zwieren, arm in arm. Kunstrijden werd niet serieus genomen en werd afgedaan als buitenlandse aanstellerigheid.
Jij bracht daar verandering in.
Maar dat ging niet vanzelf.
Je trainde je suf: voor schooltijd, ’s ochtends om zeven uur, stond je al op de ijsbaan je verplichte figuren te maken. En dat deed je daarna nog een paar keer per dag.
Dat resulteerde op je achttiende in een bronzen medaille tijdens het EK. En dat in een tijd dat in Nederland topsport eigenlijk nauwelijks bestond.
Dankzij jou – en Sjoukje natuurlijk- ontstond er een kunstrijkoorts eind jaren vijftig in Nederland.
Mensen dromden samen voor die ene tv in de straat of voor etalages waarin een tv stond, om jou te zien schaatsen!
Maar, zoals dat in de topsport kan gaan, je verloor ook. En je raakte teleurgesteld.
Teleurgesteld omdat je drie keer derde werd tijdens het Europees Kampioenschap. Het verwachtte goud bleef uit. En dat terwijl een topsporter daarvoor alles jarenlang opzij zet.
Het gaat om die eerste plaats!
Je stopte dan ook met het wedstrijdschaatsen en ging werken bij de Wiener IJsrevue. Later werd je sportverslaggever, onder meer bij Studio Sport.
Ook daarin was je een voorloper.
Veel topsporters hebben jouw voorbeeld inmiddels gevolgd: na het beëindigen van hun sportcarrière zijn ze hun sport ergens gaan bedrijven waar minder stress was en meer geld.
Maar ook als vrijwilliger ben je actief geweest in de schaatswereld.
Je begeleidde en trainde onder andere de Nerderlandse kampioenen Astrid Jansen en Sophie en Anne Marie Verlaan.
Je was talentscout en adviseur voor de KNSB en je bent ook bestuurlijk betrokken geweest bij de schaatsbond.
Kortom Joan, vandaag staan we niet alleen stil bij een bijzondere vriendschap.
Maar ook bij een bijzondere schaatscarrière.
Tijdens die carrière heb je miljoenen mensen laten genieten van de prachtigste sprongen en pirouettes. Je bent voor duizenden meisjes het grote voorbeeld geweest en je hebt tientallen kinderen begeleid bij hun weg naar de schaatstop.
Je hebt een voortrekkersrol gespeeld in de Nederlandse topsport en je bent al decennia lang een begrip in de Nederlandse sport.
Het heeft daarom Hare Majesteit de Koningin behaagd, om jou te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.