Antwoorden op kamervragen van Van Gerven en Leijten over het verkopen van vastgeod door zorginstellingen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel “Villa’s op grond van de Zorginstellingen”? 1)
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van dit artikel. In dit soort situaties gaat het om zorginstellingen die in het bezit zijn van grond, die een betere benutting kan krijgen dan tot dusver het geval is geweest. De opbrengst van de verkoop van grond moet worden besteed aan de zorg. Dit is geregeld in het voorschrift dat aan alle WTZi-toelatingen is verbonden betreffende het behoud van waarde van onroerende zaken voor zorg. Het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) houdt daar toezicht op.
Vraag 2
Onderkent u het gevaar dat het vooral zeer gefortuneerden zijn die straks de terreinen bewonen waar nu verstandelijk gehandicapten en andere bewoners van zorginstellingen wonen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
Nee, er is geen sprake van dat nieuwe bewoners de huidige bewoners van zorginstellingen verdringen.
Het Volkskrantartikel legt de nadruk op de bouw van woningen in het hoogste segment. In het onderhavige geval gaat het om 78 villa's, met een vanafprijs van 700.000 euro. Maar dat is slechts een klein deel van de nieuwbouw. Naast de genoemde villa's worden er ook bijna 300 woningen gerealiseerd met een vanafprijs van 250.000 euro. Tot slot worden er in de wijk nog 150 huurwoningen voor de sociale sector gebouwd. Het complete scala aan nieuwbouwwoningen heeft dus een normaal karakter.
Vraag 3
Is het waar dat patiënten de dupe zijn van de vastgoedambities van directies omdat patiënten en hun vertegenwoordigers niets wordt gevraagd en zich niet kunnen verweren zoals Kansplus, de landelijke vereniging van verstandelijk gehandicapten en hun familieleden stelt?
Antwoord 3
Nee. In het onderhavige geval zijn alle plannen uitvoerig besproken met cliënten en cliëntvertegenwoordigers. De angst dat cliënten de dupe zouden zijn van vastgoedambities is op grond van de informatie waarover ik beschik niet terecht. Het is juist de bedoeling dat zorginstellingen zakelijker omgaan met de onroerende zaken waarover zij beschikken. Bij transacties met onroerende zaken moet de opbrengst bestemd worden voor zorg. In het onderhavige geval zijn er voordelen voor de cliënten. Naast de voordelen van wonen in een 'normale' woonwijk (contact met niet-gehandicapten / deelname aan samenleving), krijgen ze de beschikking over betere voorzieningen en modernere woningen met up to date faciliteiten.
Vraag 4
Zijn de belangen van de patiënten met de huidige wetgeving, waarbij de instellingen steeds meer vrijheid krijgen inzake huisvesting, wel goed geborgd? Is de inspraak voldoende gewaarborgd? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Antwoord 4
Met de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) is geborgd dat cliënten of hun persoonlijke vertegenwoordigers via de cliëntenraad invloed kunnen uitoefenen op besluiten die de persoonlijke levensfeer en de kwaliteit van leven raken. De cliëntenraad kan ook adviseren bij een voorgenomen verhuizing of ingrijpende verbouwing.
Vraag 5
Hoe gaat u de rechtspositie van patiënten verbeteren zodat ze volwaardig tegenspel kunnen bieden?
Antwoord 5
In de brief aan uw Kamer van 23 mei 2008 over patiënten- en cliëntenrechten (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 476, nr. 1) heb ik aangegeven hoe we de positie van patiënten- en cliënten op dit punt gaan versterken. Op 23 oktober jl. heb ik met uw Kamer over dit onderwerp gedebatteerd.
Vraag 6
Vindt u de toenemende trend van zorginstellingen om vastgoed te verkopen waarbij er per saldo minder grond en ruimte beschikbaar blijft voor de zorg en huisvesting van patiënten, niet zorgelijk? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
Nee, zie het antwoord op vragen 1 en 2.
Vraag 7
Is hier geen sprake van een onverantwoorde uitverkoop van met belastinggeld en premiegelden opgebracht tafelzilver door de instellingen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 7
Nee, zie het antwoord op vraag 1. De opbrengst komt volledig ten goede aan de zorg.
Vraag 8
Wie toetst, wanneer de rol van het College Bouw is uitgespeeld, of de vastgoedtransacties en bouwplannen van zorginstellingen niet in strijd zijn met het maatschappelijk belang?
Antwoord 8
Aangezien instellingen meer risico gaan lopen over leegstand van hun vastgoedvoorraad, wordt de noodzaak om goed na te denken over wie zij bedienen en welke vraag deze groep cliënten heeft op zorg- en huisvestinggebied uitermate belangrijk.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 toetst het CSZ of voldaan wordt aan het voorschrift dat aan alle WTZi-toelatingen is verbonden, namelijk dat de marktwaarde is verkregen en de opbrengst volledig moet worden besteed aan de zorg. Het College Bouw Zorginstellingen speelt hierbij geen rol.
Vraag 9
Dient er niet een maatschappelijk belangentoets te komen bij dergelijke transacties? Zo neen, waarom niet? Welke rol acht u hier weggelegd voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
Antwoord 9
Het is de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van de zorginstelling om bij belangrijke besluiten de maatschappelijke belangen mee te wegen. De door u gewenste maatschappelijke belangentoets hoort daar thuis. Daarbij moet tenminste voldaan zijn aan de vereisten uit de Wmcz.
Vraag 10
Hoe schat u het risico in dat, wanneer winstoogmerk in de zorg in de toekomst zou worden toegestaan, winstbejag bij vastgoedtransacties gaan prevaleren boven het maatschappelijk belang?
Antwoord 10
De opbrengst van de verkoop van onroerende zaken moet worden besteed aan de zorg. Dit is geregeld in het voorschrift dat aan alle WTZi-toelatingen is verbonden betreffende het behoud van waarde van onroerende zaken voor zorg. Het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) houdt daar toezicht op. Het al dan niet toestaan van een winstoogmerk doet niets af aan bovengenoemde verplichting.
Ik kom op een later moment richting uw Kamer terug op het onderwerp winstoogmerk in de zorg. Ik wil de voorbereiding van de discussie met uw Kamer daarover op een zorgvuldige wijze voorbereiden. Tot die tijd neem ik in deze geen verdere stappen.
Vraag 11
Hoe verhouden zich dergelijke ontwikkelingen met de plannen voor het scheiden van wonen en zorg? Wat betekent dit voor toekomstige bewoners op de terreinen van zorginstellingen? Blijven voor hen het wonen, hetzij via huur hetzij via koop betaalbaar? Blijven alle woonvormen voor patiënten toegankelijk onafhankelijk van hun inkomen? Zo neen, hoe gaat u dit waarborgen?
Antwoord 11
Scheiden van wonen en zorg komt er op neer dat de wooncomponent in huidige intramurale voorzieningen niet langer uit de AWBZ wordt betaald. Over scheiden van wonen en zorg wordt sinds jaren nagedacht met het oog op het vergroten van de diversiteit van wonen en het verruimen van het keuzeaanbod en de keuzemoglijkheden voor cliënten. Andere elementen in die ontwikkeling zijn het volledig pakket thuis en de totstandkoming van integrale zzp’s (waarmee het afschaffen van het bouwregime samenhangt).
Al deze beleidsontwikkelingen moeten er uiteindelijk toe leiden dat cliënten meer keuzes kunnen maken ten aanzien van waar ze de zorg willen ontvangen. Dat kan betekenen dat ze langer zelfstandig blijven wonen (in een eigen woning of door zelf hun woonruimte te huren, beide eventueel op het terrein van een zorginstelling), maar het zal ook gaan betekenen dat het woonareaal van de intramurale zorg aan verandering onderhevig zal zijn in de komende jaren.
In de uitwerking van de brief “Zorg voor nu en later” zal hier nader op worden ingegaan. Daarbij zullen de inkomenseffecten van een dergelijke beleidsontwikkeling nadrukkelijk worden betrokken.
Overigens is de NZa op mijn verzoek bezig te onderzoeken welke vergoeding van kapitaallasten in de ZZP’s noodzakelijk is vanaf 2011 en in diens werkzaamheden betrekt de NZa tevens de uitgangspunten van scheiden van wonen en zorg.
1) http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1074150.ece/Villa_s_op_grond_van_de_zorginstelling
de Volkskrant, 4 oktober 2008