Toespraak tijdens het congres 'Ruim baan voor de ommetjesmaker'
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), G. Verburg, 'Ruim baan voor de ommetjesmaker', 6 november 2008.
Dames en heren,
Volgens Jan Erik Burger, de hoofdredacteur van het wandeltijdschrift 'Op lemen Voeten' (en mede-organisator van dit congres), is 90% van de Nederlandse bevolking een ommetjesmaker.
Negentig procent van de bevolking is per dag een half uur tot een uur op stap, waarbij er maximaal 3 a 4 kilometer wordt afgelegd. En deze wandeling wordt meestal gestart met de opmerking: 'ik ga even een frisse neus halen', 'de hond uitlaten' of 'een blokje om'. Aldus Jan Erik Burger.
Volgens diezelfde Jan Erik Burger heeft de ommetjesmaker het niet makkelijk: 'hij loopt te midden van druk verkeer, over saaie trottoirs, die om de haverklap zijn onderbroken door kruisende wegen. Hij moet spoorzoeken tussen de geparkeerde auto's; achterommetjes zijn afgesloten, paden sluiten niet op elkaar aan. Aan de rand van stad of dorp verhinderen sloten, sportparken, snelwegen en hekken dat de wandelaar het buitengebied in kan. Als dat al ontsloten is. Meestal houdt bij de rondweg alles op en moet de wandelaar rechtsomkeert maken'.
En daarmee, dames en heren, slaat hij de spijker op de kop. Om 12.30 uur - na de lunch - bent u in de gelegenheid om een ommetje te maken. U begint in de plantage, lekker in het groen. Een rustige en mooie wandeling'. Maar daarna? Krijgt u - zoals het thema van het congres luidt' 'ruim baan'?, of wordt het toch weer slalommen tussen de auto's, trams, de hondenpoep en de fietsers? En hoe lang duurt het dan weer tot u bij een stukje groen bent aangekomen? Of bij de stadsrand?
Dames en heren, groen in de stad en met name de verbindingen tussen het groen in die stad en het groen op het platteland staan vandaag centraal. Daar ben ik gelukkig mee. Laat ik met dat eerste beginnen.
Groen in een stad. Het komt misschien omdat ik op een boerderij ben geboren, maar bij mij leeft heel sterk en diep het besef dat groen en natuur er voor ons zijn om van te genieten, maar ook om te koesteren. Groen is namelijk niet alleen leuk en goed voor ons. Het is een beetje als wonderolie. Een middel voor veel maatschappelijke kwalen.
Het maakt ons gezonder: 14% van de jongens en 17% van de meisjes is te dik. En trend die met name bij stadskinderen sterk doorzet. Groen in de directe omgeving vermindert de kans op obesitas bij kinderen met 15%. Bovendien verbetert de motoriek van kinderen al sterk als ze een uur per dag buiten spelen. Daarnaast is 'groen' ook goed voor onze longen. Steeds meer mensen in onze samenleving hebben luchtwegproblemen. Het aanplanten van een gemiddelde stadsboom per jaar vangt de fijnstof af van ruim 3000 autokilometers, en groene maatregelen in het algemeen verminderen fijnstof met meer dan een kwart.
Verder brengt 'groen' mensen bij elkaar. In veel wijken neemt de sociale cohesie af en het vandalisme toe. Groen echter, verbroedert. Samenwerken aan bijvoorbeeld het openbaar groen in de straat, of om de hoek, draagt bij aan onderling contact. Samen de binnentuinen onderhouden, samen de geveltuinen aanleggen. Groen ontspant en groen verlaagt stress. Uit nationaal en internationaal onderzoek komt naar voren dat vandalisme, vervuiling, verloedering, agressie en kleine criminaliteit minder voorkomt in groene wijken.
En tenslotte is 'groen' ook goed voor de portemonnee. Groen schroeft de waarde van huizen op met zo'n 5 procent. Woningen met uitzicht op water doen zelfs zo'n 15% meer. En dat is niet alleen fijn voor de bewoners, maar ook indirect - door de verhoogde inkomsten via de Onroerende Zaak Belasting - voor de gemeenten.
En ook met de aanleg van parken doen gemeenten goede zaken. Onderzoekers in VS hebben becijferd dat de parken in de stad Philadelphia de stad zo'n 700 miljoen dollar opbrachten aan toerisme, aan besparingen op de gezondheidszorg, aan het bevorderen van gemeenschapszin, aan de OZB-belasting. Omgerekend komt het erop neer dat de opbrengst van de parken zo'n honderd keer groter is dan het budget dat er jaarlijks voor wordt vrijgemaakt.
Natuurlijk, op Nederlandse schaal zal dat ongetwijfeld minder zijn, maar het punt dat ik wil maken, blijft staan: Investeren in groen loont. Maar hoe komt het dan, dames en heren, dat nog steeds meer dan de helft van de 31 grootste Nederlandse gemeenten kampt met een tekort aan groen?
Natuurlijk, ik begrijp dat de natuur soms lijnrecht tegenover andere belangen staat. Er moet tenslotte gewoond en gewerkt worden, er moeten wegen zijn en een gezonde economie. Maar moet dat altijd ten koste gaan van natuurwaarden?
Nee, ik denk het niet. Want met wat verbeelding, fantasie en durf is heel wat te bereiken. Zijn er mooie compromissen te sluiten. Want ook al zijn de strekkende meters groen niet voorhanden, dan nog is het mogelijk om het al aanwezige groen meer kwaliteit te geven. Kijk hier in Amsterdam naar Bos en Lommer. In die wijk wordt samen met de bewoners gewerkt aan het ontwerp, de inrichting, en het beheer van een aantal binnentuinen. Idem dito in Utrecht, waar in de wijk Overvecht zelfs een heel park op de schop is genomen en samen met de omwonenden is ingericht.
Dit zijn goede voorbeelden die zeker navolging verdienen. En dat is ook de reden waarom ik op mijn begroting 7,8 miljoen euro heb vrijgemaakt voor het aanleggen van meer groen in met name de zogenaamde krachtwijken. Meer precies: de 29 krachtwijken in de 13 steden die met het Rijk een afspraak hebben gemaakt over meer groen in de krachtwijken, kunnen een beroep doen op dit geld om parken, sportveldjes, schooltuintjes etc. aan te leggen.
Overigens, Amsterdam is een van die 13 steden op het lijstje. Ik kan u dan ook melden dat er voor deze stad - omdat het om 2 krachtwijken gaat - in totaal euro 975.000 klaarligt.
En als u dat geld dan gaat uitgeven, dan raad ik u aan de bril van een ommetjesmaker op te zetten. Maak samen met de bewoners een wandeling door de wijk, maar beperk het daar niet toe. Laat die wandeling vervolgens aansluiten op bijvoorbeeld een stadroute, waardoor de belevingswereld ineens twee of drie keer zo groot wordt.
Of beter nog: Laat ommetjes op elkaar aansluiten en neem speciale doelen op in de routes: een kinderboerderij, een café, bankjes, bijzondere bomen, kunstwerken. En natuurlijk ook een mooie, groene speelplaats voor kinderen. Want ook daar heb ik geld voor over.
Ik nodig gemeenten en architecten- en ontwerpbureaus uit om de mooiste, beste en groenste speelplaats voor kinderen te ontwerpen. En de winnaar - die ik volgend jaar oktober bekendmaak - ontvangt 10.000 € voor de aanleg van die speelplaats. De inschrijving sluit op 15 mei 2009 en alle gemeenten krijgen een brief waarin de details staan beschreven.
En als u dan - dames en heren - via die kinderboerderij, de kunstwerken en de speelplaats bij de stadsgrens aankomt, dan wil ik natuurlijk niet dat u weer rechtsomkeer moet maken bij de rondweg. Of bij het gesloten hek van een natuurgebied. Dan moet u door kunnen wandelen, fietsen, joggen; zo regelrecht het groen in. Mijn ministerie maakt zich daar dan ook hard voor. We ontsluiten gebieden en maken afspraken met eigenaren om hun terreinen open te stellen. Zo maken we met provincies bijvoorbeeld afspraken met betrekking tot de toegankelijkheid van de Nationale Landschappen.
Verder werken we met 4 grote steden, waaronder Amsterdam, en 3 provincies samen in het programma G4P3. Dat programma heeft als doel de verbindingen tussen stad en platteland in de Randstad te verbeteren. Binnenkort krijg ik van de steden de zgn, Randstadgroenkaart, waarop de knelpunten op het gebied van onder andere de bereikbaarheid van het groen staan opgegeven. Waarbij het de bedoeling is dat we die knelpunten natuurlijk wegwerken.
En verder zetten we veel onderzoek uit. Zo heeft onlangs de Universiteit Wageningen - in opdracht van LNV - een onderzoek gedaan naar de toegankelijkheid van boerenlandpaden. Op basis van dit onderzoek zijn er in het Maashorst-gebied zes ommetjes opgezet. Zes ommetjes die de stad met het platteland verbinden.
En dat is - dames en heren - waar ik uiteindelijk naar toe wil. Dat er in Nederland een netwerk komt te liggen van ommetjes. Ommetjes die wijken met elkaar verbinden. Ommetjes die stad en platteland verbinden. Nederland, ommetjesland. We kennen al de knooppuntenkaart voor de fietsers. Wanneer komt de kaart die de ommetjes voor wandelaars aan elkaar knoopt?
Die kaart komt er - denk ik - pas als er, meer dan nu al het geval is, partijen rond de tafel gaan zitten. De consumentenorganisaties die verenigd zijn in de Habitatcoalitie, geven het goede voorbeeld. Nu is het zaak om woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, stadsvernieuwers, vastgoedbedrijven, maar ook het hoogheemraadschap en agrarische natuurbeheerders te interesseren. En om zo schakel voor schakel een groene ketting te rijgen die stadswijken onderling en steden met het platteland verbindt.
De goede voorbeelden zijn er al. In Genève ligt al een kilometers lang netwerk van wandelroutes. En ook London heeft een tientallen kilometers lang wandelpad langs de zuidoever van de Theems. Doe daar dus uw voordeel mee. En sla twee vliegen in een klap. Groen in de stad is van belang voor de lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling van zijn inwoners. Maar laat ze niet in kringetjes lopen in hun wijken. Leidt ze door middel van mooie wandelwegen en goede fietspaden ook de wijken door, de stad uit, naar het platteland. Naar onze prachtige Nederlandse landschappen.
Arnon Grunberg zei ooit: ' Tijdens de wandeling valt alles op zijn plaats, de orde is volmaakt, niets van buitenaf kan deze orde verstoren, de wandelaar heerst over zijn universum'. En dat is toch wat ik graag iedereen zou willen toewensen.