Kabinet biedt alternatief voor verbod van godslastering
Het kabinet heeft op voorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie besloten de bescherming tegen onaanvaardbare vormen van belediging die samenhangen met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging van groepen in onze samenleving een andere vorm en plaats te geven in de wet. Daarbij is rekening gehouden met de hoge waarde die toekomt aan de vrijheid van meningsuiting en aan de vereiste gelijke bescherming van godsdienst en niet-godsdienstige levensbeschouwelijke overtuigingen
De keuze van het kabinet heeft tot gevolg dat aan een afzonderlijke bepaling over godslastering geen behoefte meer bestaat. Wel zal de bescherming die het strafrecht biedt tegen ernstige beledigingen worden verduidelijkt. Dit gebeurt door wijziging van de anti-discriminatiebepaling van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. In de toekomst zullen ernstige beledigingen die duidelijk zijn gericht tegen een groep mensen, strafbaar zijn. In de praktijk maakt het namelijk niet uit of mensen rechtstreeks als groep worden beledigd, of door een opzettelijke belediging van hun ras, godsdienst of levensbeschouwing, seksuele gerichtheid of handicap. In beide situaties is bescherming op haar plaats.
Voor de beantwoording van de vraag of iemand zich ook daadwerkelijk schuldig maakt aan belediging, discriminatie of haatuitingen, zal de rechter in zijn afweging altijd de omstandigheden van het geval een grote rol laten spelen. Daarbij houdt hij rekening met de belangrijke betekenis van de vrijheid van meningsuiting in bijdragen aan het maatschappelijk debat, vanuit politieke of andere overwegingen.