Toespraak bij de in ontvangstname van de 'Ordre national de la Légion d'Honneur' (ned. versie)

Toespraak door minister Van der Hoeven bij de in ontvangstname van de 'Ordre national de la Légion d'Honneur', op 27 oktober bij de Franse Ambassade in Den Haag

NEDERLANDSE VERSIE

Mijnheer de ambassadeur, mevrouw Blarel,
Dames en heren,
Familie, vrienden, collega's,

Ik voel me zeer vereerd om deze belangrijke onderscheiding in ontvangst te mogen nemen. Vereerd, en ook wel een beetje onwennig. Want meestal ben ík degene die belangrijke onderscheidingen opspeldt en prijzen overhandigt, maar nu ben ik zelf de gelukkige. Dat is echt even wennen...

Allereerst wil ik de Franse Republiek, president Sarkozy, evenals u, meneer de ambassadeur, en uw medewerkers heel hartelijk danken voor deze prachtige onderscheiding: de Ordre national de la Légion d'Honneur.

Natuurlijk gaat het om waar de onderscheiding voor stáát. Voor buitengewone verdiensten verleend aan de Franse natie. Of mijn verdiensten buitengewoon zijn geweest durf ik zelf niet zo te stellen. In ieder geval heb ik mij in mijn diverse functies steeds ingezet voor de betrekkingen met Frankrijk.

Die inzet komt voort uit de overtuiging dat hechte banden met een belangrijke Europese partner als Frankrijk van groot belang zijn voor Nederland. Maar óók uit mijn persoonlijke band met uw land, taal, cultuur en inwoners.


Eigenlijk loopt Frankrijk als een rode draad door mijn leven. Het begon in mijn jeugdjaren al, omdat de Franse taal zeer verweven was met het dagelijkse leven in Limburg, de provincie waar ik vandaan kom. De naambordjes van de straten in Maastricht stonden tot de jaren vijftig zelfs in twee talen geschreven; het Nederlands en het Frans.

Die tweetaligheid kwam in veel meer facetten van mijn leven terug. Ik weet nog goed dat ik op de basisschool bij de nonnen Franse les kreeg, en meteen verkocht was. Wát een prachtige taal! Hoe elegant de uitspraak, hoe melodieus het timbre, hoe poëtisch de klanken! Het was bijna alsof je de woorden kon proeven, zo smaakvol.

In 1960 ging ik met mijn ouders op vakantie naar de Vogezen. We waren een beetje verdwaald in Nancy, en ik moest de weg vragen. In het Frans! Zo ging dat toen... Een liefde voor de Franse taal was geboren. Een liefde die nooit meer is weggegaan.

Ook toen ik de liefde vond bij mijn echtgenoot Lou, kwam Frankrijk om de hoek kijken: zijn moeder is Franstalig, en hij is tweetalig opgevoed. In onze familiebanden komt het Franse element op meerdere manieren terug. En, natuurlijk: net als miljoenen andere Nederlanders gaan we met zeer veel plezier op vakantie naar Frankrijk.

Niet alleen vanwege de taal, maar ook vanwege de prachtige uiteenlopende landschappen, het hoogstaande culturele erfgoed, het bourgondische leven vol goddelijke ingrediënten.
Eten is al gauw een delicatesse als je in Frankrijk bent, en wijn is niet zomaar iets te drinken; maar een ervaring om niet te vergeten. Frankrijk en de Fransen hebben dus een speciale plek in mijn hart.

Ook in mijn professionele leven heb ik me steeds ingezet voor een goede band met Frankrijk en de Franse taal.

Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb ik er voor gezorgd dat de Franse les terugkwam in het basisonderwijs. Door een wetswijziging te realiseren die mogelijk maakt dat basisscholen in schooltijd Franse (maar ook Duitse) les mogen geven. Door een buurtalenproject met omringende landen. Door met de Franse ambassade afspraken te maken om meer native speakers in te zetten in de lessen. Ik vind echt dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen met het leren van een andere taal! Het stimuleren van taalonderwijs was dan ook een van mijn favoriete beleidsterreinen op OCW.

Net zoals bij de leraar op de plattelandsschool in de film 'Etre et Avoir', weet je natuurlijk nooit helemaal wat het resultaat is van je inspanningen in het onderwijs. Jonge mensen kunnen wat dat betreft net zo weerbarstig zijn als de ruige gebieden in Bretagne, de Ardeche of het Centraal Massief.

Maar ik ben er zeker van, dat net zoals ik vroeger, vele jongeren gegrepen worden door de Franse taal en cultuur. Als ze er maar mee in aanraking komen!


Ook op volwassen leeftijd werpt kennis van de Franse taal zijn vruchten af. Ik denk dan aan al die bevlogen Nederlandse ondernemers en bedrijven die in Frankrijk zaken doen. Unilever, Shell, ING, Heineken en TNT zijn bekende voorbeelden. Denk ook aan de succesvolle combinaties KLM Air France, Atos Origine, Danone-Numico en Transdev-Connexion. Daarnaast zijn er tal van kleinere bedrijfjes die zich vol passie op de Franse markt gestort hebben.

En andersom: de handelsbetrekkingen tussen onze landen zijn heel sterk en actief. Ik ben het eens met een eerdere uitspraak van ambassadeur Blarel: onze bedrijfsculturen gaan heel goed samen, en beide landen plukken de vruchten van wederzijdse investeringen. Investeringen in geld, maar ook in diensten, kennis, contacten en samenwerkingen!

Als Minister van Economische Zaken zet ik mij er voor in om de banden tussen onze bedrijven te versterken en uit te bouwen. Ik vind dat met name het MKB nog te veel kansen in Frankrijk laat liggen. Daar zit nog een enorm potentieel.

Een van de belangrijkste belemmeringen is de overtuiging van veel kleinere bedrijven dat het Frans zo'n moelijke taal is, en de Franse cultuur zo ánders. Het zal u niet verbazen dat ik van mening ben dat dit heel goed te overwinnen barrières zijn, waardoor men zich niet moet laten afschrikken. De zakelijke kansen in Frankrijk zijn de moeite meer dan waard!


Een mooi voorbeeld van wereldwijde samenwerking, en daarbinnen Frans-Nederlandse samenwerking, vind ik Cadarache in Zuid-Frankrijk, waar het ITER-programma gevestigd is. Een researchproject dat de toepasbaarheid van kernfusie als energiebron wil aantonen. Met andere woorden: de zon op aarde nabouwen. Want kernfusie is in tegenstelling tot kernsplitsing een schone, duurzame manier om energie op te wekken. Er zijn 28 Europese landen betrokken bij dit samenwerkingsproject, waaronder -natúúrlijk zou ik bijna willen zeggen- Nederland.

Het maakt me trots dat onze kennisinstituten TNO, NRG en FOM samen met diverse bedrijven in het ITER-NL verband meewerken aan de totstandkoming van de fusiereactor in Cadarache. Ik ben zelf in Cadarache bij het ITER geweest, en kon toen met eigen ogen één van de meest innovatieve en duurzame samenwerkingsprojecten van dit moment aanschouwen. Geweldig!


Beste mensen,
Niet alleen als minister, maar ook gewoon als Maria, vind ik samenwerken heel belangrijk. Cadarache is natuurlijk een mooi voorbeeld van samenwerken in het groot, maar ook in het klein is samenwerken zo belangrijk. Samen léven. Er voor elkaar zijn, iets voor een ander betekenen. Ik hoop een verschil te kunnen maken, al is het maar een klein verschil in deze hele grote wereld.

Ik geloof sterk dat het er toe doét dat wij er zijn. Dat ieder van ons uniek is en iets kan betekenen voor een ander. De ene keer is dat door iets moois in je werk, de andere keer door er te zijn voor mensen met wie het even wat minder goed gaat. Een luisterend oor, een blijk van aandacht, een moment waarin je écht contact hebt met de ander.

Daarom sluit ik graag af met de woorden van de vos tegen Le Petit Prince, uit het beroemde boek van Antoine de Saint-Exupéry, het eerste boek dat ik in het Frans las: 'Alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar'.

Dank u wel.