Na- en bijscholing van onderzoekers
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP/VV 2887770
27 oktober 2008
Tijdens het AO Dierproeven van 24 september jongstleden heb ik toegezegd om:
“schriftelijk terug te komen op de vraag in hoeverre na- en bijscholing ook voor onderzoekers noodzakelijk is.”
Ik wil u hierbij aangeven hoe ik met dit verzoek om wil gaan. Aangezien dit enige uitwerking vergt, kan ik de vraag niet op de korte termijn beantwoorden.
Op dit moment dienen toekomstige onderzoekers, die dierexperimenteel onderzoek zullen gaan verrichten, een verplichte cursus Proefdierkunde van twee weken te volgen. In deze cursus komen onder andere de ethische en maatschappelijke aspecten van dierproeven, de opzet van een dierexperiment en experimentele technieken aan de orde. Hierdoor is er structureel aandacht voor het welzijn van proefdieren bij alle onderzoekers. In de huidige situatie bestaat er geen verplichte na- dan wel bijscholing van deze onderzoekers. Onderzoekers volgen vanzelfsprekend de ontwikkelingen op hun eigen vakgebied. Of ze ook de ontwikkelingen op het gebied van alternatieven voor dierproeven blijven volgen, is op deze manier niet gewaarborgd.
De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) is een orgaan dat VWS adviseert over dierproeven aangelegenheden. In de CCD is een grote mate van kennis en expertise uit het onderzoeksveld aanwezig. Deze expertise ligt in het bijzonder bij de inhoud en kwaliteit van de opleidingen door de activiteiten van de Curriculumcommissie (CC). Om die reden zal ik de CCD vragen om mij te adviseren over de wenselijkheid van, de mogelijkheden voor en consequenties van na- en bijscholing van onderzoekers.
Op basis van het uitgebrachte advies zal ik mijn standpunt over dit onderwerp bepalen en in de eerste helft van 2009 naar de Tweede Kamer sturen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink