Antwoorden op kamervragen van Agema over het bericht dat huisartsen in spoedgevallen nog steeds slecht bereikbaar zijn
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2879623
27 oktober 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het bericht dat huisartsen in spoedgevallen nog steeds slecht bereikbaar zijn (2070829680).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht “Bereikbaarheid huisartsen moet beter”? 1)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is uw reactie op de slechte bereikbaarheid van huisartsen?
Antwoord 2
Ik ben bezorgd over de resultaten van dit onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de NPCF. Ik vind het niet te verdedigen dat de telefonische bereikbaarheid zo matig is. Verbetering van de telefonische bereikbaarheid van de huisarts is op korte termijn noodzakelijk, ook om minder druk te leggen op andere diensten, zoals het landelijk spoednummer 112, de meldkamer ambulancediensten en de spoedeisende hulp.
Vraag 3
Welk percentage van de spoedoproepen werd afgelopen jaar helemaal niet beantwoord? Is er sprake van een verbetering of verslechtering ten opzichte van 2006 (toen 4%)?
Antwoord 3
Het rapport ‘Telefonische bereikbaarheid moet sterk verbeteren’ dat de IGZ en de NPCF hebben uitgebracht op 10 september 2008 is het eerste rapport dat gaat over de telefonische bereikbaarheid van de huisartsenzorg die overdag geleverd wordt. De rapporten ‘Telefonische bereikbaarheid huisartsenposten’ uit 2005 en ‘Kwaliteit huisartsenposten verbeterd sinds 2003’ uit 2006 gaan over de telefonische bereikbaarheid van de huisartsenposten en dus de huisartsenzorg in de avond, nacht en weekenden. De telefonische bereikbaarheid van de huisartsenposten is inmiddels aanzienlijk verbeterd. U kunt dat nalezen in het rapport van de IGZ uit 2006 ‘Kwaliteit huisartsenposten verbeterd sinds 2003’. De 4% van de spoedopoepen die helemaal niet werd beantwoord in 2006 geldt dus voor de huisartenzorg die door de huisartsenposten in de avond, nacht en weekenden wordt geleverd. Deze problematiek is inmiddels opgelost.
Vraag 4
Welke maatregelen staan u ter beschikking om de bereikbaarheid van huisartsen te verbeteren en hoe gaat u die inzetten?
Antwoord 4
Voor wat betreft de telefonische bereikbaarheid van de huisartsenzorg die overdag wordt geleverd heb ik per brief op 10 september jongstleden (CZ/EKZ/2874503) aan u aangegeven wat mijn maatregelen op korte termijn zijn om deze te verbeteren. Kortweg komt het erop neer dat de IGZ aan de LHV en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) dringend vraagt om de norm, die de IGZ in haar rapport hanteert, binnen een jaar na uitkomst van het rapport over te nemen en te implementeren. Ik benadruk dat dit dus ook voor de Vereniging Huisartsenposten Nederland (VHN) geldt.
Dit betekent dat in 2010 de zorg op basis van deze normen zodanig is georganiseerd en dat deze normen zowel overdag als in de avond- nacht- en weekenden gehaald kunnen worden. Dit geldt voor zowel de spoed als de minder-spoed oproepen. In het kader van reactief toezicht zal de inspectie gedurende de hierboven genoemde implementatieperiode proportioneel en passend handhaven. Dat wil zeggen dat in geval van meldingen en calamiteiten de inspectie afhankelijk van de situatie maatregelen zal nemen, zoals actieve openbaarmaking, een aanwijzing of toetsing door de tuchtrechter. Daarbij is in ieder geval de overschrijding van de norm van 30 seconden bij spoedoproepen niet te verdedigen. In lijn met de IGZ en de NPCF schaar ik mij overigens vooralsnog, in afwachting van de eigen normontwikkeling door de sector, ook achter de niet-spoednorm van twee minuten.
Vraag 5
Klopt het dat de slechte bereikbaarheid te wijten is aan een tekort aan doktersassistentes, aan een tekort aan huisartsen of aan een gebrekkige motivatie van huisartsen om bereikbaar te willen zijn?
Antwoord 5
Op dit moment is er nog geen heldere, goed onderbouwde analyse gemaakt van de oorzaken die ten grondslag liggen aan de matige telefonische bereikbaarheid. Ik kan mij voorstellen dat niet alleen de bezettingsproblemen van de dokterassistenten hierin een rol spelen, maar ook andere organisatievraagstukken en de beperkte toepassing van technische mogelijkheden. Herhaalrecepten en afspraken maken, zouden wellicht vaker dan nu ook digitaal kunnen. Daarmee wordt de telefonische belasting verminderd en verbetert de bereikbaarheid. Zodoende blijft er voor de doktersassistenten meer tijd over voor het opnemen van de telefoon. Ook meer samenwerking –hetzij binnen bestaande georganiseerde verbanden, hetzij tussen solisten onderling- kan bijdragen aan een oplossing. De inzet van gezamenlijk personeel kan zodoende bijvoorbeeld worden verdeeld over meerdere huisartsen tijdens “daluren”. Daarnaast zou men best practices kunnen zoeken die via “De nieuwe praktijk” kunnen bijdragen aan een oplossing voor praktijken die onder de maat scoren in de telefonische bereikbaarheid. Ik heb de Landelijke Huisartsen Vereniging gevraagd om de oorzaken van de gebrekkige bereikbaarheid goed in kaart te brengen om zodoende passende oplossingen te vinden. In deze analyse hoort ook de wijze waarop het beroep van de doktersassistenten aantrekkelijk gemaakt kan worden. Ik ben er van overtuigd dat de oplossingen gezocht kunnen worden in het slimmer en efficiënter organiseren van de huisartsenpraktijk en het beter toepassen van de techniek.
1) NOS.nl, Bereikbaarheid huisartsen moet beter, 10 september 2008;
http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2008/9/10/100908_huisartsen.html
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Schermers (CDA), ingezonden 15 september 2008 (vraagnummer 2008Z02347 / 2070829670).