Antwoorden op kamervragen over het Besluit periodieke registratie Wet BIG
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-CB-U-2877496
27 oktober
Antwoorden van minister Klink op de vragen vanuit de CDA-fractie en de PVV-fractie over het Besluit periodieke registratie Wet BIG dat ik bij de brief van 17 juni 2008 (kamerstukken II 2007/08, 29282, nr. 65) aan uw kamer heb voorgelegd.
Vragen van de CDA-fractie
Vraag 1
Het BIG-register is een kwaliteitsregister. De patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat, als hij zich wendt tot een BIG-geregistreerde hulpverlener, die kwalitatief goede zorg biedt. Daarvoor is, naast een bepaalde opleiding, een minimum aan recente bijscholing en ervaring noodzakelijk. Dat wordt bij herregistratie gecontroleerd. Om het register voor de patiënt zijn rol te kunnen laten spelen van kwaliteitsregister, moet het wel openbaar en voor iedereen goed toegankelijk zijn. Waarom is hierover geen artikel opgenomen?
Antwoord 1
In het Besluit periodieke registratie Wet BIG hoeft geen artikel opgenomen te worden met betrekking tot de openbaarheid en toegankelijkheid van het BIG-register, omdat dit reeds is geregeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Op grond van artikel 3 van deze wet zijn registers voor de basisberoepen ingesteld. De openbaarheid en de toegankelijkheid van deze registers is geregeld in de artikelen 9 tot en met 12 van de Wet BIG.
Vraag 2
Om de administratieve lasten niet te hoog te laten oplopen worden aan de herregistratie alleen kwantitatieve eisen gesteld. Is dit niet in strijd met het feit dat het register een kwaliteitsregister moet zijn? Hoe worden kwalitatieve aspecten betrokken bij de herregistratie?
Antwoord 2
Bij de invoering van periodieke registratie is gezocht naar een balans tussen het stellen van kwaliteitseisen aan de in het BIG-register geregistreerde beroepsbeoefenaren en de daarmee voor hen gepaard gaande hoeveelheid administratieve lasten. Hoe uitgebreider de eisen zijn die gesteld worden aan het geregistreerd mogen blijven in het BIG-register, hoe zwaarder de toetsing zal moeten zijn of aan alle eisen is voldaan en hoe meer administratieve lasten dit voor de beroepsbeoefenaren met zich zal brengen.
Om deze reden is gekozen voor een systeem waarbij alleen kwantitatieve eisen aan de werkervaring van beroepsbeoefenaren worden gesteld. Het gaat dan om het handhaven van een minimumnorm waaraan beroepsbeoefenaren ten minste moeten voldoen om hun BIG-registratie te kunnen behouden.
De representatieve beroepsorganisaties behouden echter zelf een rol bij het behouden van voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor de zorg. De meeste beroepsorganisaties hebben deze verantwoordelijkheid inmiddels genomen door het instellen van eigen kwaliteitsregisters. De eisen voor herregistratie in deze privaatrechtelijke kwaliteitsregisters liggen daarbij hoger dan de eisen voor periodieke registratie in het BIG-register.
Vraag 3
Hoe wordt omgegaan met nieuwe inschrijvingen in het BIG-register, zoals de aangevraagde inschrijving voor klinisch technoloog? Worden hiervoor specifieke voorbehouden handelingen geformuleerd en wordt nagegaan of een herregisratietermijn van vijf jaar voor dit soort nieuwe, zich snel ontwikkelende vakgebieden wel optimaal is?
Antwoord 3
Periodieke registratie ziet alleen toe op de beroepen genoemd in artikel 3 van de Wet BIG. Periodieke registratie zal in de eerste fase van kracht worden voor de beroepsgroepen van de verpleegkundigen, de verloskundigen en de fysiotherapeuten. Daarna kunnen de andere beroepen genoemd in artikel 3 van de Wet BIG volgen in een tweede fase.
Pas nadat een beroep aan artikel 3 is toegevoegd, kan de periodieke registratie van artikel 8 van de Wet BIG voor deze beroepsgroep gaan gelden. Indien een nieuw beroep onder artikel 3 wordt gebracht, dan zal op dat moment beoordeeld moeten worden of de eisen van periodieke registratie ook op het nieuwe beroep van toepassing moeten zijn. Als dat het geval is zal daarbij beoordeeld worden wat een passende termijn van registratie is.
Vragen van de PVV-fractie
Vraag 4
In de brief stelt de Minister dat de concrete invulling van artikel 8 van de Wet BIG tot stand is gekomen in nauw overleg met de betrokken beroepsorganisaties en dat de nadere uitwerking daarvan in de voorliggende algemene maatregel van bestuur zoveel mogelijk rekening houdt met wensen vanuit het veld. Hoe verhoudt zich dat tot het feit dat de KNMG zich uitspreekt tegen de opname van artsen in dit systeem van periodieke registratie? Zijn er andere beroepsgroepen die zich tegen deze regeling verzetten?
Antwoord 4
De KNMG heeft zich inderdaad verzet tegen de invoering van periodieke registratie voor basisartsen. De KNMG heeft echter wel steeds haar inbreng gegeven tijdens de verschillende consultatierondes die over het systeem van periodieke registratie zijn gehouden. Met het commentaar van de KNMG is zoveel mogelijk rekening gehouden bij het opstellen van het voorgelegde besluit. Daarnaast verzet de KNMP zich tegen periodieke registratie vanwege het gevolg van verlies van de beroepstitel voor apothekers bij het niet voldoen aan de eisen van periodieke registratie. In de tweede fase van de invoering van de periodieke registratie zullen met de KNMP en de overige beroepsgroepen waarvoor de regels van periodieke registratie dan ingevoerd zullen worden, nadere consultatierondes plaatsvinden.