Speekseltesten moeten opsporing drugsgebruik in verkeer vergemakkelijken
Minister Eurlings van Verkeer heeft vrijdagavond bij een politiecontrole het startsein gegeven voor de drugspilot. Hierbij worden speekseltesters bij de opsporing van drugs in het verkeer ingezet.
In de pilot zal de politie gedurende drie maanden controles uitvoeren naar drugsgebruik in het verkeer en daarbij speekselmonsters afnemen om drugsgebruik vast te stellen. De pilot moet uitwijzen of speekseltesters als voorselectiemiddel de opsporing van drugsgebruik vergemakkelijkt. De ministeries van Verkeer en Waterstaat en Justitie willen door de pilot nagaan of met de inzet van speekseltesters een bijdrage kan worden geleverd aan het terugdringen van het drugsgebruik in het verkeer en daarmee aan het verbeteren van de verkeersveiligheid.
Eurlings is verheugd dat de drugspilot nu is begonnen. ,,Drugs en verkeer gaan niet samen. Naar schatting komen er jaarlijks 80 personen om het leven door drugsgerelateerde ongevallen. Het is onaanvaardbaar dat mensen die drugs hebben gebruikt aan het verkeer deelnemen en daarmee zichzelf en anderen in gevaar brengen.’’
Tot nu toe is de opsporing naar drugsgebruik in het verkeer door het ontbreken van middelen als het blaaspijpje bij alcoholcontroles tijdrovend. Dat geldt ook voor het aantonen dat de bestuurder niet tot behoorlijk besturen van een motorrijtuig in staat is. Nu moet er bij aanwijzingen van drugsgebruik bij de betreffende bestuurder bloed worden afgenomen dat voor controle naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gaat. De positieve gevallen worden doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie (OM) voor verdere vervolging.
De speekseltester moet als voorselectiemiddel deze opsporingsmethode vergemakkelijken. Ervaringen uit het buitenland tonen aan dat met een speekseltester de opsporing aanzienlijk gemakkelijker en efficiëntier gaat. Met de pilot willen Eurlings en zijn collega Hirsch Ballin nagaan of het gebruik van speekseltesters, de verdenking van drugsgebruik in het verkeer ook in Nederland eenvoudiger kan worden vastgesteld.
Drugstest in de praktijk
In de praktijk betekent het, dat de politie bij verdenking van drugsgebruik de automobilist in kwestie staande houdt, gedragstesten afneemt en een bloedproef afneemt. Bij verdenking van drugsgebruik wordt direct een rijverbod opgelegd. Het bloedmonster wordt voor onderzoek naar het NFI gestuurd. Deze wordt op de aanwezigheid van zowel soft- als harddrugs getest. Als de bloedproef positief is, zal tot strafvervolging worden overgegaan.
Tijdens de pilot wordt, nadat het bloed is afgenomen, ook aan de automobilist gevraagd of deze op vrijwillige basis wil meewerken aan een speekseltest. Deze testpersoon krijgt een staafje in zijn mond om speeksel op te nemen en na een aantal minuten moet duidelijk zijn of er specifieke drugs zijn gebruikt. In het speekselmonster wordt gezocht naar THC (bestanddeel van cannabis), cocaïne, opiaten (bv heroïne) en amfetamine (bv ecstasy). Vervolgens wordt de testpersoon gevraagd een speekselmonster af te geven voor onderzoek bij het NFI. Deze test neemt 2 à 3 minuten in beslag. De speekseltesten vormen dus geen onderdeel van het opsporingsonderzoek en zijn geen bewijsmiddel voor strafvervolging, dat blijven de analyseresulaten van de bloedmonsters.
De resultaten over de praktische bruikbaarheid en geschiktheid van speekseltesters zijn in het voorjaar van 2009 bekend. Als blijkt dat speekseltesters als voorselectiemiddel de opsporing van drugs vergemakkelijken, zal dit tot aanpassing van de wetgeving leiden. Speekseltesters zullen dan als wettelijk voorselectiemiddel worden toegestaan. Het bewijsmiddel blijft de bloedproef.
Achtergrond
Het gebruik van drugs in het verkeer beïnvloedt het rijgedrag negatief en verhoogt daardoor de kans op ongevallen. De schatting over het aantal ongevallen als gevolg van drugsgebruik door bestuurders loopt uiteen van 10 procent tot 25 procent. Gebruik van bijvoorbeeld cannabis in het verkeer, een van de meest frequent gebruikte drugs, kan leiden tot onvoldoende oplettendheid, afwijkend verkeers- en snelheidsgedrag (bv opvallend langzaam rijden) en het niet adequaat reageren op verkeerstekens en gedragingen van andere weggebruikers. De politie maakt gemiddeld 1000 maal per jaar proces verbaal op wegens drugsgebruik in het verkeer al dan niet in combinatie met alcohol. De politie moet daartoe iedere keer een bloedproef afnemen en het monster doorsturen naar het NFI. Hiervan worden ongeveer 800 positieve gevallen doorgestuurd naar het OM voor verdere vervolging.
De drugspilot wordt uitgevoerd in opdracht van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Justitie, in samenwerking met de Raad van Hoofdcommissarissen, het ministerie van Binnenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie (OM) en het Nationaal Forensisch Instituut (NFI).