Persconferentie na de ministerraad van 24 oktober 2008

Vice-minister-president Bos heeft in de wekelijkse persconferentie een toelichting gegeven op de besluitvorming in de ministerraad.

Vice-minister-president Bos:
Dames en heren, goedemiddag. Er waren heel wat collega's niet aanwezig vandaag, waaronder de minister-president. En dan valt mij de eer ten deel om de vergadering te mogen voorzitten. Dat heb ik ook gedaan.

Er is het nodige aan het orde geweest. En toeval of niet, de onderwerpen die ik eruit wil lichten, hebben wel allemaal meer of minder nadrukkelijk betrekking op overheidsfinanciën en alles wat daarmee samenhangt.

Allereerst uiteraard de actualiteiten rondom de financiële crisis. Terugkijkend op een buitengewoon roerige week, niet alleen in Nederland maar ook in Europa. Eigenlijk in de hele wereld.

We zien nu bijvoorbeeld op beurzen dat niet slechts opinie over gezondheid van financiële instellingen zijn weerslag geeft op hoe de koersen zich ontwikkelen, maar dat er ook steeds meer cijfers komen over winstverwachtingen die bijvoorbeeld worden bijgesteld of groeiverwachtingen van economieën die worden bijgesteld. En hoe dat ook invloed heeft op de koersen.

En daarmee gebeuren er eigenlijk tegelijkertijd twee dingen. Ten eerste dat iedereen die dacht dat nu de grootste problemen binnen het financiële systeem wellicht zijn opgelost, daarmee ook de beurs tot rust is gebracht, die ziet dat dat niet het geval is. En het tweede wat we zien is natuurlijk steeds reëler, steeds manifester, steeds tastbaarder bijna, hoe de financiële crisis uiteindelijk ook zijn weerslag zal hebben op de reële economie. Omzet en winstverwachtingen van bedrijven, groeiverwachtingen van landen.

Met die effecten is al rekening mee gehouden bij het opstellen van de begroting in de Miljoenennota. Daarom was er bijvoorbeeld sprake van een verwachte groei van 1 à 1,25% in 2009. En in december zal het CPB ons een nieuwe raming geven die ons iets meer zal vertellen over hoe men de laatste inzichten met betrekking tot wat de effecten zijn van wat we nu zien voltrekken, doorvertaalt naar bijvoorbeeld de groeiverwachting.

Dan zal er bijvoorbeeld ook zicht zijn op een aantal andere zaken die op dit moment ook spelen en die vreemd genoeg in zekere zin precies de andere kant uitwerken. Denk bijvoorbeeld aan de inflatieverwachting met een olieprijs die vandaag op 63 dollar per vat is uitgekomen. Dat is dus zelfs lager dan we veronderstelden toen we het Coalitieakkoord schreven. En anderhalve maand geleden bij de Miljoenennota hadden we nog 125 dollar per vat verondersteld. Van zo'n ontwikkeling kan weer een positieve invloed uitgaan, bijvoorbeeld op koopkrachtverwachtingen.

En een derde factor die zwaar aan het veranderen is, is de euro-dollar koers. Een paar maanden geleden nog tegen 1,60, op dit moment rond de 1,20. Buitengewoon goed nieuws natuurlijk voor Nederlandse exporteurs naar Amerika. Zo ontstaat er een beeld vol plussen en minnen wat ergens bij het CPB vast en zeker in een heel intelligent model gegooid zal worden. En dan krijgen we er in december vast en zeker ook weer een mooie raming uit.

Ondertussen houden wij natuurlijk met elkaar hier in Nederland niet alleen de gezondheid van diverse financiële instellingen goed in de gaten conform de uitgangspunten zoals die nu al verscheidene malen gecommuniceerd zijn en op een aantal momenten ook in de praktijk zijn gebracht. We kijken ook nadrukkelijk naar knelpunten en haperingen in de reële economie. Alle ministers en staatssecretarissen kijken op hun beleidsgebieden om te zien of zich daar knelpunten voordoen zodat we wanneer nodig ook tijdig kunnen ingrijpen.

Het tweede onderwerp wat vandaag in de ministerraad uitgebreid aan de orde is geweest betreft de door staatssecretaris De Jager voorgestelde wijzigingen in de successiewet. Daar wordt een enorme vereenvoudigingoperatie voorgesteld.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat we van 28 tarieven teruggaan naar vier tarieven. Dat blijkt ook uit het feit dat we van drie of vier tariefgroepen teruggaan naar twee tariefgroepen. Er wordt eigenlijk alleen nog maar onderscheid gemaakt tussen tarieven voor partners en kinderen enerzijds en tarieven voor anderen anderzijds.

En dat blijkt ook uit het feit dat de tarieven enorm omlaag gaan. Het hoogste tarief in het huidige stelsel is 68%. En wat ons betreft in het nieuwste stelsel nog maar 40%. Vrijstellingen gaan ook omhoog.

En dat wordt allemaal betaald, want het is in zijn geheel een budgettair neutrale operatie, door met name een aantal constructies die zich vooral in de sfeer van de hoge inkomens en de hogere vermogens voordoen aan te pakken. En het geld dat we daarmee verdienen, wordt dus gebruikt om vrijstellingen te verhogen en tarieven te verlagen.

Een prachtige operatie waarvan wij denken dat die op veel steun bij de bevolking zal kunnen rekenen. En waarvan het overzicht in grote lijnen in de vorm van een nota vandaag naar de Kamer gestuurd wordt met als doelstelling om een en ander op 1 januari 2010 in te kunnen voeren.

Een laatste onderwerp ten slotte waar ik uw aandacht voor vraag is een uitwerking van het advies van de commissie-Dijkstal over de beloningen in de semipublieke sector.

U herinnert zich wellicht dat de commissie-Dijkstal daar een advies over heeft uitgebracht waarbij men eigenlijk nauwelijks inging op de problematiek van staatsdeelnemingen, omdat die formeel niet onder de definitie van de semipublieke sector vallen. Het zijn private ondernemingen met publieke aandeelhouders. En vallen daarmee formeel buiten de definitie.

Wij hebben binnen het kabinet geoordeeld dat we er toch goed aan zouden doen dat als we toewerken naar een normering en soms ook een maximering binnen de semipublieke sector, bijvoorbeeld bij ziekenhuizen of woningbouwcorporaties of bij omroepen, dat het dan ook zinvol is om in de sfeer van staatsdeelnemingen te proberen een normering af te dwingen.

Niet door middel van een algemene wet, maar door gebruik te maken van onze positie als aandeelhouder. En op die manier invloed uit te oefenen. En het kader waarmee we dat willen doen, is vandaag door de ministerraad vastgesteld.

Dat betekent dat er gekeken is naar een stuk of vijftien staatsdeelnemingen variërend van Holland Casino tot de Bank Nederlandse Gemeenten, tot Schiphol, tot Covra, het bedrijf waar radioactief afval wordt opgeslagen in Zeeland.

Voor vier van die staatsdeelnemingen is vastgesteld dat ze onder de MP-norm dienen te gaan vallen. Oftewel, daar mag niet meer verdiend worden dan de norm zoals die ook binnen de publieke dienst gaat gelden.
En dat er voor een zevental bedrijven een maximum gesteld zal worden in de vorm van een beloningscode die per bedrijf zal worden vastgesteld. En die er in de praktijk toe zal leiden dat de salarissen daar met tientallen procenten omlaag zullen moeten gaan ten opzichte van wat er op dit moment verdiend wordt.

Ook zijn er in de brief die over dit onderwerp naar de Kamer gaat een aantal uitgangspunten geformuleerd met betrekking tot het bonusbeleid. Bijvoorbeeld dat de bonus een bepaald maximumpercentage van het vaste salaris maar mag bedragen. Dat bonussen niet alleen gerelateerd dienen te zijn naar hoeveel winst er gemaakt wordt, maar juist ook bij staatsdeelnemingen aan de mate waarin een aantal publieke doelen behaald worden. Bij Schiphol kunt u dan bijvoorbeeld denken aan milieuprestaties en bij de NS aan hoeveel reizigers er de trein in gelokt worden.

En ten slotte is ook het uitgangspunt vastgelegd dat de jaarlijkse salarisstijging van de top procentueel gelijk moet lopen met de jaarlijkse salarisstijging van gewone werknemers in staatsdeelnemingen.