Antwoorden op kamervragen van Koser Kaya over het elektronisch kinddossier

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG-K-U-2883211

24 oktober 2008

Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het Kamerlid Koser Kaya over het elektronisch kinddossier (2080901780).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel “GGD: die 1.200 gegevens per kind hebben we nodig”? 1)

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Is het waar dat van ieder kind bijna 1200 gegevens in het elektronisch kinddossier worden opgeslagen? Zo ja, waarom moeten er van ieder kind bijna 1200 gegevens worden opgeslagen?

Antwoord 2
Nee dit is niet waar. Het bericht dat per kind 1200 gegevens worden opgeslagen wekt een verkeerde indruk van de omvang van de inhoudelijke informatie in het dossier.

Waar aan gerefereerd wordt, is een technisch document dat definieert welke gegevens op welke manier geregistreerd kunnen worden in het digitale dossier gedurende de hele periode dat een kind in zorg is. Hierbij gaat het om dezelfde gegevens die nu ook genoteerd kunnen worden in het papieren dossier. Van belang hierbij is dat de jeugdgezondheidszorg (JGZ) preventieve zorg is voor kinderen van 0-19 jaar. In die periode worden kinderen gevolgd in de ontwikkeling op lichamelijk, psychosociaal en cognitief vlak. In iedere leeftijdsfase zijn daarbij weer andere onderwerpen van belang. Indien er geen bijzonderheden worden geconstateerd wordt dit genoteerd in het dossier. Pas wanneer er iets bijzonders aan de hand is worden meer gedetailleerde vervolgvragen gesteld. Omdat de hulpverlener op grond van de wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) verplicht is de bevindingen te registreren, moet het dossier dit mogelijk maken. Omdat bij een digitaal dossier de gegevens gestructureerd moeten worden vastgelegd en niet volstaan kan worden met een open vraag zoals in een papieren dossier, moeten alle mogelijke gegevens worden gedefinieerd. Dit betekent dus niet dat alle gegevens bij elk consult worden opgevraagd en ingevuld, maar dat in de loop der jaren – als er bijzonderheden te melden zijn – deze kunnen worden geregistreerd. In de praktijk zal het dus niet voorkomen dat bij een kind alle gegevens ingevuld zullen worden omdat het gelukkig niet voor zal komen dat alle mogelijke bijzonderheden bij eenzelfde kind op zullen treden. Hiernaast zijn bij de definitie van de gegevens ook vragenlijsten meegenomen die gebruikt worden om de ontwikkeling te monitoren en de motoriek en psychosociale problematiek te onderzoeken. Doordat iedere vraag meetelt levert dit een groot aandeel in de gegevensset. Tenslotte bestaan sommige gegevens uit meerdere onderdelen, zoals de notitie van het adres van één kind, dat bestaat uit 12 onderdelen.

Vraag 3
Hoeveel tijd kost het om één dossier aan te leggen?

Antwoord 3
Het aanleggen van een dossier, in de zin van de start kost nog geen minuut. In feite wordt het dossier gestart met het invullen van naam-adres-woonplaats-gegevens van het kind. Het dossier wordt bijgehouden tijdens de reguliere consulten van de jeugdgezondheidszorg, net zoals nu het papieren dossier. De tijd die dit kost is afhankelijk van het gebruikte pakket, de vaardigheid van de betreffende medewerker, de problematiek van het kind en de onderzoeken die op het betreffende contactmoment aan de orde zijn.

Vraag 4
Is het waar dat binnen de beroepsgroep discussie wordt gevoerd over de opslag van gegevens van alle kinderen? Zo ja, waarover gaat die discussie?

Antwoord 4
Ik ben niet op de hoogte van een dergelijk discussie binnen de beroepsgroep.

Vraag 5
Als er minder gegevens in een papieren dossier staan, moeten de betrokken kinderen dan opnieuw worden opgeroepen om alsnog deze gegevens op te slaan in het elektronisch kinddossier? Zo ja, welke kosten zijn daarmee gemoeid?

Antwoord 5
Nee. Het digitale dossier zal in principe dezelfde informatie bevatten als het papieren dossier en er wordt geen extra informatie verzameld ten behoeve van het digitale dossier. Ook is het niet de bedoeling dat eventueel ontbrekende gegevens uit consulten die eerder hebben plaatsgevonden alsnog worden aangevuld en zeker niet dat kinderen daarvoor speciaal worden opgeroepen.

Vraag 6
Hoe voorkomt u dat kinderen die echt hulp nodig hebben tussen wal en schip vallen, omdat de aandacht vooral zal uitgaan naar administratieve taken?

Antwoord 6
Van de in de vraag geschetste situatie is in de jeugdgezondheidszorg geen sprake. Hierin komt geen wezenlijke verandering door de digitalisering van de dossiers.

Vraag 7
Hoe verhoudt zich het feit dat van alle kinderen van 0 tot 23 jaar bijna 1200 gegevens opgeslagen worden met het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals dat is vastgelegd in artikel 10 van de Grondwet?

Antwoord 7
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bovendien valt het digitale dossier onder de regels van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst, waaruit voor de hulpverlener een geheimhoudingsplicht voortvloeit. Dat biedt mijns inziens een goede garantie voor het vertrouwelijk omgaan met de verkregen informatie.


1) NRC Handelsblad, 29 september 2008