Werkbezoek Veiligheidshuis te Oss
Toespraak minister Hirsch Ballin van Justitie tijdens het werkbezoek aan het Veiligheidshuis Maas en Leygraaf te Oss.
Allereerst dank voor het organiseren van deze dag. Ik heb – net als staatssecretaris Albayrak - al veel veiligheidshuizen bezocht, vaak bij de opening. Dat is hier niet gelukt; Maas en Leijgraaf –de Stichting Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf moet ik eigenlijk zeggen- bestaat officieel al meer dan een jaar. Op 27 juni 2007 bezegelden maar liefst 13 gemeenten hun samenwerking in een convenant. Maar ook al is het wat later: mijn oprechte felicitaties.
Veiligheid en recidivereductie
U weet dat het kabinet mikt op een vermindering van de recidive in 2010 met 10%-punt ten opzichte van 2002. Uitgangspunt daarbij is een persoonsgerichte aanpak van justitiabelen. Om herhalingscriminaliteit te voorkomen werken we aan gedragsverandering en daarnaast zorgen we ervoor dat strafrechtelijke trajecten aansluiten op maatschappelijke activiteiten. Om die aanpak tot een succes te maken, is samenwerking tussen de verschillende partijen een absoluut noodzakelijke voorwaarde.
Daarnaast is het de ambitie van het kabinet alle grotere steden een lokaal samenwerkingsverband realiseren in de vorm van Veiligheidshuis. Volgend jaar moet er een landelijk dekkend systeem zijn. In dat plaatje doet Oss het uitstekend; ten zuiden van de grote rivieren is het zelfs één van de voorlopers; u heeft uw regionale dekking al geregeld mede door het eerder genoemde convenant tussen gemeenten.
In de praktijk krijgt die samenwerking op steeds meer plekken gestalte. In het Veiligheidshuis, waar justitiële en maatschappelijke partners bijeen komen, wordt de verbinding gelegd tussen preventie en repressie. De meerwaarde van het Veiligheidshuis ligt in leveren van maatwerk, doordat zorginstanties, gemeente, welzijnswerk, gevangeniswezen, OM en politie intensief met elkaar samenwerken. Hier worden concrete afspraken gemaakt over de noodzakelijke aanpak op basis van de individuele problematiek. Dat kan variëren van bemoeizorg tot een voorwaardelijke sanctie, waarbij de gevangenisstraf dient als stok achter de deur of, in laatste instantie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Natuurlijk grijpen we het liefst zo vroeg mogelijk in, vóórdat iemand de fout ingaat. We moeten ons uiterste best doen om te voorkomen dat mensen afglijden naar strafbaar gedrag. En als het toch misgaat, is het zaak om gezamenlijk te bezien hoe crimineel en overlastgevend gedrag omgebogen kan worden.
Persoonsgerichte aanpak
Uit onderzoek blijkt dat een criminele daad vaak geen incident is, maar eerder een levenspatroon. Het zijn vaak dezelfde mensen die steeds opnieuw – jarenlang - in aanraking komen met Justitie. Zoiets valt alleen te doorbreken met een persoonsgerichte aanpak. Daarom is het van belang de problemen die deze mensen hebben - én veroorzaken - aan te pakken bij de kern. Geen symptoombestrijding, maar zoveel mogelijk aansluiten bij het individu en wat daarbij mis is. Zo integreren we preventie en repressie: we combineren een consequente sanctietoepassing als vergelding van het strafbare gedrag met maatregelen om herhaling te voorkomen. Dat lukt alleen als de trajecten voor, tijdens en na detentie goed op elkaar aansluiten.
Dat wordt enerzijds vormgegeven via het vorderings- en opleggingsbeleid van de rechtspraak. Als het bijvoorbeeld om een veelpleger gaat die jarenlang verslaafd is, dan ligt een drangtraject dat behandeling of beheersing van de verslaving mogelijk maakt meer voor de hand dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Anderzijds vindt de individuele benadering plaats binnen de tenuitvoerlegging van het strafrechtelijke vonnis. Interventies tijdens detentie worden afgestemd op de problematiek van de gedetineerde. Hierbij geldt overigens het uitgangspunt dat gedragsinterventies bewezen effectief moeten zijn en alleen worden aangeboden als de gedetineerde gemotiveerd is.
Met de invoering van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft Justitie een extra middel om de persoonsgerichte aanpak verder vorm te geven voor mensen die langer dan één jaar hebben moeten ‘zitten’. Met bijzondere voorwaarden kunnen we de overgang naar de vrije maatschappij geleidelijk laten verlopen en zo de kans op recidive verminderen. Reclasseringstoezicht op de naleving van de voorwaarden zorgt dat we deze groep kunnen controleren én begeleiden.
Maar ook voor degenen die korter dan een jaar in de gevangenis verblijven levert Justitie de nodige inspanningen. Onderzoek laat zien dat het merendeel van de gedetineerden maar uiterst kort gedetineerd is: 60% van de gedetineerden zit minder dan 2 maanden vast. Het is dus zaak dat Justitie bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zo veel mogelijk aansluit bij trajecten vóór en na detentie. Dit vergt nauwe samenwerking tussen Justitie enerzijds en gemeenten en maatschappelijke organisaties anderzijds. Met het programma Sluitende Aanpak Nazorg willen we de informatie-uitwisseling tussen DJI en gemeenten verbeteren en de samenwerking tussen Justitie, gemeenten en maatschappelijke partners verder vormgeven zodat de activiteiten in detentie aansluiten op activiteiten buiten de muren.
Daartoe wordt elke gedetineerde bij binnenkomst door een Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening gescreend op vier gebieden: identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen en zorg. Onderzoek laat immers zien dat het risico op terugval in criminaliteit sterk gerelateerd is aan gebrek aan huisvesting, inkomen of werk, zorg en identiteitsbewijs. Vervolgens wordt – zoveel mogelijk in overleg met de gemeente van terugkeer – bekeken wat er nodig is na detentie. Door detentie te benutten om te werken aan motivatie, arbeidstoeleiding, scholing en problemen rond identiteitspapieren en schulden aan te pakken, bereiden we gedetineerden voor op een verantwoorde terugkeer naar de samenleving. In dat verband plaatsen we kortverblijvende gedetineerden vanaf 2009 zoveel mogelijk in een inrichting binnen de eigen regio.
Als het lukt - aansluiting tussen detentie en terugkeer in de vrije maatschappij – dan is de kans stukken groter dat recidive achterwege blijft. Het realiseren van continue zorg, waar u vanmiddag met elkaar over hebt gesproken, dient wat mij betreft dan ook zo goed mogelijk ondersteund te worden door alle penitentiaire inrichtingen. Hierbij komt ‘buiten’ naar binnen en gaat binnen naar buiten. In Lelystad loopt er in dit verband een project waarbij het Centrum voor Werk en Inkomen gedetineerden tijdens detentie helpt bij het zoeken naar werk. Als dat succesvol is, gaan we deze werkwijze landelijk invoeren. En in Leeuwarden wordt nu onderzocht of op het moment dat een gedetineerde de PI verlaat is voorzien in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud gedurende de eerste dagen na detentie.
Afsluiting
Ik heb zojuist voorbeelden genoemd die laten zien hoe cruciaal de afstemming is tussen strafrechtelijk ingrijpen en maatschappelijke interventies. De richting die Justitie en de gemeenten gezamenlijk zijn ingeslagen, brengt ons doel – de vermindering van recidive – een stuk dichterbij. De manier waarop recidive - een U hebt dat hier, in het Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf, hebt geregeld geeft vertrouwen voor de toekomst.
Ik verwacht dat u een voorbeeld zult zijn voor de gemeenten die u in de loop van volgend jaar zullen volgen, op de weg naar een landelijk dekkend systeem van Veiligheidshuizen.