Vennootschapsbelasting. Bedrijfsfusie. Toepassing artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten
Besluit van 29 september 2008, nr. CPP2008/1008M, Stcrt. nr.
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
In dit besluit is een aantal besluiten over de regeling van de bedrijfsfusie in de vennootschapsbelasting samengevoegd en geactualiseerd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- er is een nieuwe voorwaarde opgenomen in verband met de invoering van de deelnemingsverrekening (voorwaarde 2f);
- het beleid met betrekking tot de cumulatief preferente aandelen is aangepast in verband met een parlementaire toezegging die is gedaan in het kader van de Wet werken aan winst (paragraaf 3.4.3.);
- een passage is opgenomen over de opwaarderingsreserve in de zin van artikel 13ba van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (paragraaf 5.3);
- als de octrooibox van toepassing is of als de invordering niet is verzekerd mag de inspecteur het verzoek om toepassing van artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet zelf afdoen (hoofdstuk 7);
- een goedkeurende regeling voor te laat ingediende verzoeken (hoofdstuk 9).
1. Inleiding
In de hoofdstukken 2 tot en met 6 van dit besluit wordt een kader geschetst voor de behandeling van de bedrijfsfusie, zoals opgenomen in artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op de voorwaarden die in het algemeen worden gesteld bij de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 1 van dit besluit. Met nadruk wordt erop gewezen dat het algemene karakter van de voorwaarden meebrengt dat de voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval.
In hoofdstuk 7 worden de formele aspecten behandeld rondom de indiening en de afhandeling van verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In dat hoofdstuk wordt tevens een algemene toestemming aan de inspecteurs verleend tot het afdoen van bepaalde verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Hoofdstuk 7 bevat instructies voor de afdoening van verzoeken die wel en die niet onder de algemene toestemming vallen.
In hoofdstuk 8 is het beleid weergegeven voor het meegeven van verliezen van de overdrager aan de overnemer, indien als rechtstreeks gevolg van een bedrijfsfusie de belastingplicht van de overdrager eindigt.
In hoofdstuk 9 is het beleid opgenomen met betrekking tot te laat ingediende verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Hoofdstuk 10 geeft tot slot aan met ingang van welke datum dit besluit in werking treedt en noemt de besluiten die met ingang van deze datum zijn ingetrokken.
De gehele tekst van het besluit vindt u onder "meer informatie" in het PDF document.