Antwoorden op kamervragen van Koşer Kaya over problemen in de jeugdzorg

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG-K-U-2878609

10 oktober 2008

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Koşer Kaya (D66) over problemen in de jeugdzorg (2070829510).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Koşer Kaya (D66) over problemen in de jeugdzorg (2070829510).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel “malaise jeugd bom onder samenleving”?

Antwoord 1
Ja


Vraag 2
Bent u er van op de hoogte dat jaarlijks het beroep op de Bureaus Jeugdzorg met 10 tot 25 procent toeneemt?

Antwoord 2
Volgens cijfers van de MOgroep is het aantal geaccepteerde aanmeldingen bij de Bureaus Jeugdzorg in 2007 t.o.v. 2006 met 10,5 % gestegen.
Het aantal AMK onderzoeken groeide met ruim 20% van 13.815 naar 16.932.
Op 5 september 2008 zijn deze gegevens reeds aan de Kamer gemeld met de reguliere wachtlijstbrief (kamerstuk 29815 nr. 166). De cijfermatige gegevens die hieronder volgen maken eveneens deel uit van reguliere openbare informatiestromen.


Vraag 3
Is het waar dat jaarlijks vijftienduizend jongeren een Wajong krijgen, vijfduizend jongeren bij Bureau Jeugdzorg, tienduizend bij de geestelijke gezondheidszorg komen en vijftigduizend zonder diploma van school gaan, waardoor er steeds minder jongeren inzetbaar zijn voor de kenniseconomie?

Antwoord 3
In het artikel verwees de heer Kamps naar een aantal gegevens over zorggebruik door jeugdigen. Ik vermoed dat wat de cijfers over de provinciale jeugdzorg en de jeugd-GGZ betreft, de heer Kamps refereerde aan de groei van het aantal nieuwe cliënten. Het aantal behandelde kinderen in deze domeinen is namelijk nog vele malen hoger dan de genoemde vijf-en tienduizend:

  • De nieuwe instroom in de Wajong bedroeg in 2007 15.323 personen. Inclusief deze nieuwe instroom bedroeg in 2007 het aantal Wajongontvangers 166.805. Een deel van hen (25%) werkt bij reguliere werkgevers of in de WSW.

  • Het aantal jeugdigen bij bureau jeugdzorg lag in 2007 rond de 66.000 unieke cliënten. In de jaren daarvoor werd de parameter unieke cliënten niet apart geregistreerd.

  • In de jeugd-GGZ zijn in 2007 ruim 120.000 jeugdigen van 0 tot 18 jaar behandeld. In 2006 waren dat er ruim 97.000. Ten opzichte van 2006 groeide het aantal wachtende jeugdigen met 4300 tot 22.900 (23%). Er werden echter ook 26% meer jeugdigen ingeschreven en 21% meer jeugdigen behandeld in 2007. Het cijfer van 10.000 uit het artikel is mij onbekend. Wel is het aantal wachtenden voor hulp binnen ggz-instellingen (inclusief volwassenen) in 2007 met 10.000 gegroeid.

  • In het schooljaar 2006-2007 hebben 53.100 jongeren zonder startkwalificatie voortijdig het onderwijs verlaten. Dit aantal is inclusief de circa 7700 jongeren die wel een VMBO- of MBO-1 diploma haalden, maar daarmee onder startkwalificatieniveau (mbo-2) bleven. Ten opzichte van 2002 is het aantal voortijdig schoolverlaters met 25% afgenomen. Het streven van het ministerie van OCW is erop gericht het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters verder te verlagen tot 35.000 in schooljaar 2010-2011.

Vraag 4
Klopt de voorspelling van de SER dat in 15 jaar het aantal Wajongers explosief zal stijgen naar een half miljoen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 4
Eind 2007 telde Nederland 167.000 jonggehandicapten met een Wajonguitkering. Dit is 1,6% van de huidige beroepsbevolking. Met een half miljoen verwijst de SER naar wat er zou kunnen gebeuren bij ongewijzigd beleid. Om te voorkomen dat zo’n grote groep jonge mensen op 18-jarige leeftijd min of meer wordt afgeschreven heeft het kabinet op 30 mei jl. in de notitie:Vergroting participatie jongeren met een beperking haar plannen aangekondigd om de Wajong activerender te maken en de arbeidsparticipatie te verhogen. In de nieuwe Wajong zal het beeld gekeerd worden door meer nadruk te leggen op onderwijs en intensieve begeleiding van Wajongers en uiteraard banen voor deze groep kwetsbare jongeren met medewerking van werkgevers en werknemersorganisaties.


Vraag 5
Bent u bereid onderzoek te laten doen door de Algemene Rekenkamer over de kosten van de jeugdzorg? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5
In 2009 wordt de Wet op de Jeugdzorg gevalueerd. De kosten en financiering van de jeugdzorg zijn in deze evaluatie als aparte onderwerpen benoemd. Een apart onderzoek door de Algemene Rekenkamer is daarom overbodig.