Antwoorden op kamervragen over het dragen van wapens door de (voormalige) parketpolitie

Vraag 1
Hoe worden de taken van de (voormalige) parketpolitie uitgevoerd? Wie is er operationeel en beheersmatig verantwoordelijk voor de parketpolitie?

Antwoord
De taken van de parketpolitie worden uitgevoerd door surveillanten en overige ambtenaren van politie. De korpsbeheerder is beheersmatig verantwoordelijk voor de parketpolitie en de korpschef is verantwoordelijk voor de operationele aansturing.

Vraag 2
Klopt het dat de parketpolitie op grond van de Bewapeningsregeling Politie, een vuurwapen dient te dragen binnen de rechtbank? Zo neen, waarom niet en waarop is dit gebaseerd? Zo ja, klopt het dat er nu regio's zijn waar de parketpolitie geen vuurwapen binnen de rechtbank draagt? Bij wie ligt de bevoegdheid om te beslissen over het wel of niet dragen van een vuurwapen binnen de rechtbank?

Vraag 3
Hoe dient een medewerker van de parketpolitie te handelen als hij of zij geconfronteerd wordt met een gewapend persoon? Bent u van mening dat een onbewapende ambtenaar van de parketpolitie zijn taak in zo’n situatie naar behoren uit kan voeren? Zo neen, welke actie gaat u hierop ondernemen en binnen welke termijn? Zo ja, wordt de ambtenaar van de parketpolitie verantwoordelijk gehouden indien er zich onverhoopt een gewelddadig incident voordoet binnen de rechtbank?

Vraag 4
Zijn de politieregio's voldoende op de hoogte van de Bewapeningsregeling politie in relatie tot de parketpolitie en wordt deze uniform uitgevoerd? Zo neen, welke actie gaat u hierop ondernemen en binnen welke termijn?

Antwoord op vragen 2, 3 en 4:
De bewapening van de surveillanten en overige ambtenaren van politie die belast zijn met de uitoefening van taken ten dienste van Justitie bestaat uit de wapenstok, de pepperspray en het pistool[1]. Deze bewapening is door mij, en door de minister van Justitie, aan deze ambtenaren toegekend opdat zij proportioneel en subsidiair[2] kunnen handelen bij de uitoefening van de aan hun opgedragen taken. Mij is gebleken dat er in sommige gerechtsgebouwen is bepaald dat geen pistool wordt gedragen.

Het niet dragen van alle rechtens toegekende geweldsmiddelen vergroot echter de kans dat een politieambtenaar niet kan ingrijpen waar dit wel nodig is. Dit brengt mij ertoe dit bewapeningsvraagstuk op korte termijn onder de aandacht te brengen bij de korpsbeheerders en te benadrukken dat het uitgangspunt is dat alle ambtenaren van politie bij de uitoefening van de aan hun opgedragen taken de volledige toegekende bewapening dienen te dragen. Ik wil daarbij tevens benadrukken dat de korpsbeheerders slechts een uitzondering op deze draagplicht kunnen maken voor die situaties waarin het dragen van (de volledige) bewapening niet opweegt tegen de risico’s die dit in dergelijke situaties met zich meebrengt, zoals bijvoorbeeld het geval is in het cellengebied van de gerechtsgebouwen.

[1] Artikel 1 eerste lid, onderdeel g, 3º van de Politiewet 1993 juncto de artikelen 2 en 2a, eerste en tweede lid van de Bewapeningsregeling politie

[2] De verplichting om bij het gebruik van geweld in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening de proportionaliteit en subsidiariteit in acht te nemen en het middel af te stemmen op het te bereiken doel volgt voort uit artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993.