Antwoorden op kamervragen over de spreiding en sluiting van brandweerposten
Antwoorden op kamervragen van het lid Kuiken (PvdA), ingezonden 10 september 2008).
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van der Staaij (SGP), ingezonden 9 september 2008.
1. Vraag
Heeft u inzicht in de ontwikkeling van het aantal brandweerposten sinds 1995? Klopt het dat het aantal brandweerposten sinds die tijd is gedaald? Zo ja, wat is hiervoor de achterliggende reden? Heeft deze daling gevolgen voor de opkomsttijden van de brandweer? 1)
2. Vraag
Begrijpt u de angst van de voorzitter van de Vakvereniging van Brandweervrijwilligers dat 100 van de in totaal 1000 posten worden bedreigd of al zijn opgeheven? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat betekent dit voor de opkomsttijden van de brandweer voor zowel het stedelijk als het landelijk gebied?
Antwoord op vraag 1 en 2
Het aantal brandweerkazernes en posten is sinds 1995 gedaald. De precieze oorzaken voor het afnemen van het aantal brandweerposten zijn in het onderzoek van de Vereniging voor Brandweervrijwilligers (VBV) niet nagegaan. Het is mij wel bekend dat op grond van gemeentelijke herindelingen en vanuit overwegingen van effectiviteit en doelmatigheid op bepaalde plaatsen kazernes en posten zijn verplaatst of gesloten. Door posten en kazernes te herpositioneren worden gebieden en objecten beter bereikt dan voorheen het geval was.
Ik ben me er terdege van bewust dat de brandweervrijwilligers dit proces van verandering soms met zorg aanzien. Het is aan de lokale en regionale bestuurders om de vrijwilligers goed bij het ontwikkelen van de spreidingsplannen te betrekken.
3. Vraag
Is het waar dat er nu verschillende berekeningssystematieken worden gebruikt om de opkomsttijden in relatie tot spreiding van de brandweerposten te berekenen? Zo ja, vindt u dit in het kader van uniformering tussen de regio's een wenselijke ontwikkeling? Op welke normering zijn de huidige berekeningssystematieken gebaseerd?
3. Antwoord
Ja, er worden nu twee verschillende berekeningsmethodieken gehanteerd. Ik ben van mening dat deze verschillende methodieken niet tot grote verschillen in de spreiding van brandweerkazernes moeten leiden. Ik heb in de praktijk niet kunnen vaststellen dat dit het geval is.
De berekeningsmethodieken, die een verantwoordelijk bestuur hanteert, zijn gebaseerd op de normen die aangereikt worden in de Handleiding brandweerzorg 1992 en de concept-Leidraad repressieve basisbrandweerzorg uit 2003. In deze documenten worden ook de berekeningsmethodieken aangereikt. Op dit moment hebben deze normen de status van een richtlijn.
Ik ben voornemens concrete prestatie-eisen aan de brandweer te verankeren in het Besluit veiligheidsregio’s. Ik ga in de nota naar aanleiding van het nader verslag bij de Wet veiligheidsregio’s uitgebreid op dit ontwerpbesluit in.
1) “Dorpen raken brandweerposten kwijt”, Nederlands Dagblad, 8 september 2008