Toespraak bij het in ontvangst nemen van het Actieplan 'Kies kleur in groen'
Toespraak door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), mevrouw G. Verburg, bij het in ontvangst nemen van het Actieplan 'Kies kleur in groen' op 6 oktober 2008 in Almere.
Dames en heren, mijnheer Cornielje, beste Clemens,
Ik hou erg van kleur. Groen bijvoorbeeld. En blauw, en oranje, en paars. Kleur is het licht dat ergens op valt. Het is, zoals Marc van Halsendaele stelt, de verwondering van het licht. Dichters drukken dat vaak wat poëtischer uit. Ik ben dan ook blij met dit 'lichtend' voorbeeld: een gekleurd plan over het groene onderwijs. Hartelijk dank. En natuurlijk ook hartelijk dank aan degenen die er aan hebben meegewerkt.
U kiest een positieve aanpak, waar ik warm voor loop. Want laten we wel wezen, culturele diversiteit is een thema dat je gemakkelijk vanuit de probleemhoek kunt benaderen. Vaak gebeurt dan het omgekeerde van wat je beoogt: verlamming, kramp. U heeft de verleiding weerstaan om dat te doen. En daar ben ik blij om.
U bent hier samen en u wilt één ding: ermee aan de slag. Dàt is uiteindelijk, waar het om gaat.
Het kabinet staat aan uw zijde. Het kabinet kijkt namelijk naar het onderwijs als de plek waar integratie wordt bevorderd. Op school gebeurt nu eenmaal meer dan leren, rekenen en taal alleen. Dààr in de klas, op en rond het schoolplein, zijn kinderen samen. Iedere dag. Ze leren er hoe je met een ander om gaat. Met medeleerlingen, met docenten. Als het schoolklimaat goed is, stellen ze in de klas hun eigenzinnige en soms verrassende vragen. Over hoe je leeft. En in het verlengde daarvan, wat je wel en niet eet, en wanneer. Hoe dat op je bord terecht komt en hoe je het moet eten. Over wat je goed en niet goed vindt.
Die uitwisseling kunnen we in onze veelkleurige samenleving niet missen. Jongeren zelf kunnen het ook niet missen. De omgang met elkaar helpt hen en steunt hen. Werkgevers kunnen het niet missen. Het geeft dynamiek en inspiratie op de werkvloer. Plus vaardigheden waar bedrijven en organisaties veel aan hebben. Het onderwijs en de wetenschap kunnen het niet missen. De botsing van culturen en zienswijzen heeft al vaak geleid tot verdieping, nieuwe inzichten en theorieën. Sterker, het behoort tot de cultuur van het onderwijs zelf om divers te zijn en te durven denken.
Culturele diversiteit in het onderwijs is dus niet zomaar een gegeven. Het is ook strategie. U wilt die strategie op het groen onderwijs toepassen. Dat is moedig. Maar ook noodzakelijk.
Want ze bestààn, de jongeren die niet kiezen voor een groene opleiding. Omdat ze de indruk hebben dat het groene onderwijs niet bij hen past. Bang zijn raar te worden aangekeken. Of gewoon omdat ze de mogelijkheden niet kennen. Terwijl we zien dat er in het groene onderwijs een wereld aan mogelijkheden is. Voor jongeren van het platteland, net zo goed als voor stadsjongeren. Iedereen die hier wil aanpakken kan hier een goede boterham verdienen. Dus waar er nog drempels zijn, moeten we die met elkaar wegnemen.
Het bedrijfsleven heeft veel baat bij een grotere instroom in het groen onderwijs. In de levensmiddelenbranche bijvoorbeeld, zitten ze om vakmensen te springen. En ik hoor ook van hoveniers dat zij moeilijk vacatures in hun branche kunnen invullen.
Er zijn nog twee redenen voor meer culturele diversiteit in de landbouw. Bij bedrijven waar de diversiteit groot is, ontstaan namelijk interessante marktkansen. De Hema had waarschijnlijk nooit halal rookworsten uitgeprobeerd, als ze haar multiculturele kapitaal niet had aangesproken. Meer diversiteit is dus ook: meer kans om te innoveren. Meer land- en tuinbouwbedrijven, die goed kunnen inspelen op cultureel bepaalde wensen.
En, tweede argument, veel mensen in de landbouwsector hebben een internationaal werkveld. Dan scheelt het natuurlijk als je al over culturele bagage en sociale vaardigheden beschikt.
Maar ik hoef u allang niet meer te overtuigen van de meerwaarde van cultureel divers. Ik kom nog even op de inhoud. Ik heb aan het begin uw positieve insteek genoemd. Er vielen mij nog drie dingen op.
- 1. Uw vertrekpunt is de marktvraag. Die schept het aanbod en niet andersom.
- 2. Autonomie. Elke instelling bepaalt zelf wat voor de specifieke situatie nodig is. Ook dat is terecht. In de Randstad heb je andere behoeften dan in Friesland. Instellingen hebben er andere netwerken. Het is niet één recept, maar à la carte.
- 3. De maatschappelijke stage. Ik heb vandaag in stadslandgoed De Kemphaan de eerste maatschappelijke stageopdracht mogen geven aan een groep VWO-scholieren. Zij gaan een kanowater ontwikkelen in een natuurgebied. U weet, ik ben er een warm voorstander van om scholieren via de praktijk kennis te laten maken met onze sector. En dan maakt het niet uit wie of wat je bent. Hoe meer verschillen, hoe beter we er van worden.
Dames en heren,
Ik ben ook in Den Haag, op het ministerie, bezig met dit thema? Omdat je met een cultureel divers personeelsbestand nog beter beleid kunt maken. Dus proberen we actief om allochtoon talent in beleids- en kaderfuncties te krijgen. En we ondervinden, net als u in het onderwijs, hoe lastig dat is…
We hebben in ons land een schatkist aan talenten en veel jongeren die graag een goede toekomst tegemoet gaan. Daar zitten kansen. En ik weet dat wij die kansen op ons netvlies zullen houden. Maar na vandaag heeft eigenlijk niemand nog een excuus om de ogen te sluiten voor die kansen. Ik hoop dan ook dat u dit actief uitdraagt. Naar de scholen, de ondernemers en managers, en de minderhedenorganisaties. Om straks samen met heel veel verschillende jongeren in deze fantastische sector te kunnen werken.
Dank u wel.