Grote verschillen in rekenprestaties scholen
Het verschil in rekenprestaties tussen basisscholen is groot. Bijna een kwart van de scholen presteert onder het gemiddelde als het gaat om rekenen. Daar staat tegenover dat ruim een kwart van de scholen juist bovengemiddeld presteert.
Dat blijkt uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie naar de basisvaardigheden rekenen en wiskunde op basisscholen. Naar aanleiding van het rapport laat Staatssecretaris Dijksma een overzichtsstudie uitvoeren naar de verschillende rekenmethoden. Hieruit moet blijken wat de opbrengsten zijn van de huidige gebruikte methoden, waaronder het realistisch rekenen.
De 23 procent van de scholen die rekenzwak is, presteert veel lager dan mogelijk is gezien de achtergrond van de leerlingen op school. Een van de aanbevelingen van de Onderwijsinspectie is dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar evidence-based reken- en wiskundeonderwijs. De overzichtsstudie moet scholen inzicht geven in de voor- en nadelen van verschillende rekenmethoden. Dijksma: “Het is nadrukkelijk niet de bedoeling een ranglijst te maken van de verschillende methoden of scholen op te leggen welke methode ze moeten gebruiken. We willen inzicht geven in wanneer een methode het beste past bij een kind."
De Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs, die staatssecretaris Dijksma samen met leraren, schoolleiders en andere deskundigen uit het basisonderwijs heeft opgesteld, ziet de Inspectie als een ommekeer in de aanpak van de reken- en taalzwakke scholen. Verbetering van de belangrijkste oorzaken die leiden tot de onvoldoende rekenprestaties op scholen, maken onderdeel uit van deze Kwaliteitsagenda. Het evalueren van de prestaties van leerlingen, de planmatige uitvoering van de extra zorg en het nagaan van de effecten hiervan, zijn hier belangrijke onderdelen van.
Dijksma maakte afgelopen woensdag al bekend 1,8 miljoen euro extra uit te trekken voor rekenverbetertrajecten. Scholen kunnen zich in groepen aanmelden, waarbij de groep een mix moet zijn van scholen die al goed presteren en scholen die beter willen presteren. Op die manier wordt het leren van elkaar tussen scholen gestimuleerd. In plaats van de oorspronkelijke 125 trajecten kunnen nu in totaal 375 trajecten worden gestart.