Beantwoording kamervragen over verbod investeringenen landmijnen en clustermunitie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Uw brief (Kenmerk): 2008Z01501/200828730

Ons kenmerk: FM/2008/2247 M

Onderwerp: investeren in landmijnen en clustermunitie

Geachte voorzitter,

Graag bied ik u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Velzen (SP) over het verbieden van het investeren in landmijnen en clustermunitie. Deze vragen werden ingezonden op 3 september jl.

1. Herinnert u zich het vragenuur van 20 maart 2007 waarin u de Kamer beloofde de ervaring met de Belgische wet, die het beleggen in (de productie van) landmijnen en clustermunitie verbied, goed te volgen en te bestuderen?
Ja.

2. Herinnert u zich het antwoord op mijn schriftelijke vragen van 13 juni 2007 over het investeren in landmijnen waarin u aangeeft dat u het zinvol acht om het Belgische verbod op dergelijke investeringen en de ervaringen met dit verbod te bestuderen en waarin u aangeeft dat "Een verkenning van een verbod op investeringen in landmijnen wordt derhalve uitgevoerd"?
Ja.

3. Herinnert u zich de brief van uw collega bewindspersoon minister van Defensie Van Middelkoop van 11 juli 2008 waarin hij reageert op het verzoek van de Kamer om een stand van zaken van dit onderzoek naar de mogelijkheid van een verbod op investeringen in anti-personeelsmijnen? Herinnert u zich ook dat deze minister daarin mededeelt dat "de minister van Financiën de Kamer tijdens het zomerreces zal informeren over de resultaten van de ter zake uitgevoerde verkenning"?
Ja.

4. Kunt u aangeven wat sinds 20 maart 2007 heeft gedaan? Waarom heeft u de Kamer niet geïnformeerd over de resultaten van het anderhalf jaar bestuderen van de ervaringen met de Belgische wet, zoals toegezegd? Bent u bereid om op korte termijn op de hoogte te brengen van de resultaten van uw verkenningen?
Bent u bereid om aan te geven welke conclusie u trekt uit die ervaringen en welke maatregelen u gaat treffen om investeringen in ethisch niet of moeilijk te verantwoorden tegen te gaan?
Bij brief van 10 september 2008 (kenmerk: FM/2008/2129 M) is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van mijn verkenningen.

5. Bent u, zeker nu de regering heeft aangegeven de Conventie over Clustermunitie te zullen ondertekenen bereid het investeren in clustermunitie aan banden te leggen? Deelt u de mening dat, gezien de verbodsbepaling ten aanzien van clustermunitie zich ook uitstrekt tot het assisteren bij, aanmoedigen van of aansporen tot een activiteit die op grond van het verdrag verboden is, de mogelijkheden biedt om deze investeringen aan banden te leggen? Zo neen, waarom niet.
Bij brief van 20 juni jl. is de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de diplomatieke conferentie in Dublin over een internationaal verdrag over clustermunitie die onaanvaardbaar humanitair leed veroorzaakt (Kamerstukken II 2007/08, 21 501-2, nr. 833). In die brief wordt de Kamer meegedeeld dat de regering heeft besloten akkoord te gaan met de desbetreffende verdragstekst. Het verdrag, de Conventie over Clustermunitie, zal op 3 december 2008 door een groot aantal landen, waaronder Nederland, in Oslo worden ondertekend.
De kern van de Conventie is de in artikel 1 opgenomen verbodsbepaling. Op grond van die verbodsbepaling is het voor Staten die partij zijn bij het verdrag verboden om clustermunitie in te zetten, te ontwikkelen, te produceren of anderszins te verwerven, op te slaan of over te dragen. De verbodsbepaling strekt zich mede uit tot het assisteren bij, aanmoedigen van of aansporen tot een activiteit die op grond van de Conventie verboden is. Een soortgelijke verbodsbepaling is opgenomen in de Ottawa Conventie over antipersoneelsmijnen.

Net als het Verdrag van Ottawa is de Conventie over Clustermunitie een verdrag tussen Staten dat zich niet richt tot individuele burgers of private instellingen. De Conventie over Clustermunitie verplicht verdragspartijen niet om een verbod op het investeren in conventionele munitie die is ontwikkeld om explosieve submunities te verspreiden (clustermunitie) in hun nationale rechtsorde te introduceren.
Tot op heden is België de enige Staat die een dergelijk verbod in zijn nationale rechtsorde heeft opgenomen. Het in de Belgische wet van 20 maart 2007 opgenomen verbod ziet namelijk niet alleen op - kort samengevat - het financieren van de productie van antipersoneelsmijnen ("antipersoonsmijnen") maar ook op het financieren van de productie van submunitie.

Wat betreft de Nederlandse situatie wil ik met betrekking tot een investeringsverbod voor de productie van clustermunitie aansluiten bij mijn in de brief van 10 september jl. neergelegde standpunt ten aanzien van de introductie - in onze nationale rechtsorde - van een investeringsverbod voor de productie van landmijnen. Vooralsnog gaat mijn voorkeur uit naar een situatie waarin het bedrijfsleven in het algemeen en financiële ondernemingen in het bijzonder zich - bijvoorbeeld via een gedragscode - onthouden van dergelijke investeringen en van andere investeringen die om redenen van ethiek en maatschappelijk verantwoorde ondernemen niet passend zijn.

6. Bent u bereid om investeringen in die anti-personeelsmijnen die onder het Verdrag van Ottawa zijn verboden aan banden te leggen? Zo neen, waarom niet.
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de hiervoor genoemde brief van 10 september jl. alsmede naar de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Defensie, van 3 september 2008 (kenmerk: DVB/WW-433/08).

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

Wouter Bos