Antwoorden op kamervragen over doorwerken na 65 jaar van rechters
Antwoorden op kamervragen van het lid Koşer Kaya (D66), ingezonden 27 augustus 2008.
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de artikelen 'Rechters gaan naar rechter om pensioen' en 'Rechters dreigen minister met rechter'? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Waarom vervalt het recht op de eigen VUT-premie wanneer rechters en ambtenaren ervoor kiezen na de leeftijd van 65 jaar door te werken?
2. Antwoord
In overeenstemming met de wet aanpassing fiscale behandeling Vut/prepensioen en introductie levensloopregeling worden in het overgangsregime voor de FPU-regeling de omslaggefinancierde delen verhoogd bij later uittreden dan de spilleeftijd. De sociale partners uit de publieke sector hebben in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid de FPU-regeling zo vorm gegeven dat deze verhoging plaats vindt tot 65 jaar. Dat betekent de facto dat ‘je een dief van je eigen portemonnee bent’ als er later wordt uitgetreden dan 64 jaar en 11 maanden. Daarna mist men het verhoogde omslaggefinancierde deel van de FPU-uitkering. Het zelf gespaarde FPU-deel blijft overigens behouden. Het gaat dus niet om een recht op de eigen Vut-premie, maar om het verlies van FPU-aanspraken die kunnen worden omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen en/of nabestaandenpensioen.
3. Vraag
Kunt u aangeven hoe hoog de impliciete belasting is voor mensen die willen doorwerken na de leeftijd van 65 jaar en daardoor geen recht meer hebben op de VUT-premie?
3. Antwoord
Uitgaande van 15 uitkeringsjaren voor het ouderdomspensioen kan de impliciete belasting oplopen tot een nadelig pensioenverschil van 1 à 1,5 maal het jaarsalaris.
4. Vraag
Bent u bereid de regeling die doorwerken na de leeftijd van 65 jaar belemmert aan te passen? Zo ja, wat gaat u doen? Zo neen, waarom niet?
5. Vraag
Bent u bereid om de regeling op korte termijn aan te passen voor rechters, die immers een aanstelling hebben tot 70 jaar? Zo ja, wat gaat u doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord op de vragen 4 en 5
In de Pensioenkamer onderhandelen de sociale partners uit de publieke sector over de FPU- en pensioenregeling. Deze FPU- en pensioenregeling heeft een bovensectoraal karakter. Dat betekent dat het niet mogelijk is dat één sectorwerkgever de regeling aanpast. Daarvoor is overleg nodig met de andere sectorwerkgevers en de centrales van overheidspersoneel. Op mijn initiatief is het hiervoor genoemde onderwerp (de zgn. 64.11 problematiek) in de Pensioenkamer geagendeerd. Het overleg hierover is momenteel gaande. Over de nadere uitkomsten hiervan kan ik op dit moment nog geen mededelingen doen.