Antwoorden op kamervragen over alerteringssysteem terrorisme

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft over het rapport Alerteringssysteem Terrorismebestrijding van de Algemene Rekenkamer de navolgende vragen ter beantwoording aan het kabinet voorgelegd.

Vraag 1

Wanneer zal het Nationaal Alerteringssysteem (NAS) gereed zijn?

In 2006 is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangegeven dat er geen aparte Alerteringssystemen ontwikkeld zouden worden voor andere crisistypen, maar dat aangesloten zou worden bij het besluitvormingsproces van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb). De achtergrond hiervan is het streven om zoveel mogelijk via één duidelijk herkenbare systematiek de informatie uitwisseling tussen overheid en vitale sectoren t.a.v. verschillende dreigingstypen en crises vorm te geven. Voor een aantal dreigingstypen wordt dit verder uitgewerkt, waarbij wordt gekeken of zoveel mogelijk van bestaande structuren voor informatiedeling, waar onder dreigingspecifieke waarschuwingssystemen, gebruik kan worden gemaakt.

Vraag 2

Waarom is NAS nog niet van de grond gekomen? Wat zijn de belemmeringen en of problemen? Wanneer gaat dit alsnog gebeuren?

Antwoord

De verdere uitwerking van een alerteringssystematiek voor andere dreigingen dan terrorisme wordt op dit moment vormgegeven. Dit heeft even geduurd omdat de nadruk op terrorisme heeft gelegen. Overigens ligt de focus bij de verdere uitwerking op versterking van de informatie-uitwisseling tussen overheid en vitale sectoren. Het alerteren/ waarschuwen is hiervan een onderdeel, maar er zal ook gekeken worden naar andere typen informatie, zoals meer algemene informatie over risico’s en dergelijke. Gebleken is dat de meerwaarde van zo’n algemene alerteringssystematiek gevonden kan worden in het feit dat, daar waar waarschuwingssystemen nu nog vooral binnen sectoren functioneren, er nu een sectoroverstijgende waarschuwings- en informatiedelingssystematiek gerealiseerd zou kunnen worden. Hiermee wordt ook de eenduidigheid en samenhang in het waarschuwen van partijen bevorderd.

Vraag 3

Wat zijn de toetsresultaten van de praktische toets die bij de alertering van de sector spoor in september 2005 heeft plaatsgevonden? In hoeverre zijn de leerpunten van deze alertering opgepakt?

Antwoord

De alertering van de sector Spoor in september 2005 vond plaats op een moment dat het alerteringssysteem nog zeer jong en volop in ontwikkeling was. Een aantal zaken diende nog verder uitgewerkt te worden en er was nog geen enkele oefening georganiseerd. Mede hierdoor waren er relatief veel leerpunten alhoewel over het algehele proces en de uitwerking van de alertering brede tevredenheid bestond. De leerpunten vormde een belangrijke basis voor het verdere ontwikkelproces van het ATb, dat in de periode 2005–2007 heeft plaatsgevonden en worden meegenomen in de oefeningen van de sectoren.

Vraag 4

Waarom is de uitvoerbaarheid van de voorgenomen maatregelen niet onderzocht?

Antwoord

Vanaf het begin is er bij de opbouw van het alerteringssysteem, dat in de basis een waarschuwingssysteem is, gekozen voor een publiek-privaat partnerschap met gedeelde verantwoordelijkheden. In dit model neemt iedere betrokkene zelf verantwoordelijkheid. In die geest is de invulling van de door de sector voorgestelde maatregelen expliciet de verantwoordelijkheid van de sector zelf (bij enkele sectoren, bijvoorbeeld Nucleair, ligt deze bij het vakdepartement). Uitgaande van de eigen verantwoordelijkheid is het aan de sectoren om met uitvoerbare maatregelen te komen.

De overheid vertrouwt op de professionaliteit en het eigen belang van de sectoren. Als de overheid normen zou stellen voor de maatregelen van de sector zelf zou het systeem in deze hoedanigheid niet kunnen bestaan. Er zou dan voor een systeem gekozen moeten worden waarin de overheid verantwoordelijkheid draagt voor (toezicht op) de kwaliteit van de maatregelen van de sectoren. Dit zal er echter ook toe leiden dat de overheid de kosten van deze maatregelen draagt. Voor de maatregelen die door de overheid genomen moeten worden (met name politie) is uitgegaan van de professionaliteit van de korpsen: op basis van onder andere de formatie en paraatheidscirculaires zijn de korpsen als eerste in staat aan te geven wat haalbaar is en wat niet. In een Uitvoerings Overleg Alertering (UOA) wordt dat steeds in de concrete situatie met alle partijen besproken.

Vraag 5

Waarom is ervoor gekozen om de coördinatie van het alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) bij het ministerie van Justitie te leggen, en niet bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)?

Antwoord

De coördinatie van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding ligt bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, welke valt onder de ministers van Justitie én BZK. De realisatie van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding als eerste stap in het realiseren van een bredere Alerteringssystematiek is destijds dan ook logischerwijs ondergebracht bij de NCTb. Met de bij antwoord 1 en 2 beschreven verbreding naar meer dreigingstypen zal ook de positionering van dergelijke alerteringen worden meegenomen, onderbrenging bij het ministerie van BZK is dan voor de hand liggend. Opgemerkt wordt dat de gezagsrol ten aanzien van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding niet ter discussie staat.

Vraag 6

Wat zijn volgens het kabinet de gevolgen en effecten voor de regierol en de samenwerking als de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) wordt ondergebracht bij het ministerie van BZK? Wat zou deze wijziging betekenen voor de integrale aanpak?

Antwoord

De NCTb werkt onder verantwoordelijkheid van twee ministers. Daarmee is een integrale aanpak verzekerd. Beheersmatig is de NCTb ondergebracht bij het Ministerie van Justitie, omdat de Minister van Justitie de eerstverantwoordelijke voor de terrorismebestrijding is.

Vraag 7

Wat zijn volgens het kabinet de gevolgen en effecten voor de regierol en de samenwerking als het ATb wordt ondergebracht bij het ministerie van BZK? Wat zou deze wijziging betekenen voor de integrale aanpak?

Antwoord

Zoals bij antwoord 1, 2 en 5 al aangegeven moet het ontwikkelde ATb gezien worden in de bredere context van het kabinetsstreven om op een zo eenduidig mogelijke manier informatie te delen met o.m. vitale sectoren en dus ook waar mogelijk één Alerteringssystematiek voor verschillende dreigingen te hanteren. Het onder regie van het NCTb ontwikkelde ATb is een duidelijk voorbeeld voor deze te ontwikkelen systematiek en zal daar ook een belangrijk onderdeel van uit maken. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de integrale aanpak zoals geformuleerd in het kader van de strategie Nationale Veiligheid.

Voor wat betreft de beleidsmatige en beheersmatige rol bij de totstandkoming en beheer van een bredere alerteringssystematiek kan gesteld worden dat de beheersmatige ophanging en coördinatie op de totstandkoming los gezien kan worden van de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor een specifiek dreigingstypen, de «gezagsrol». Bij inbedding van het ATb in een bredere systematiek zal zowel beleidsmatig maar juist ook beheersmatig de door de NCTb organisatie opgebouwde expertise geborgd moeten worden. Voor de goede orde: het ATb van de NCTb valt onder gezag van Minister van Justitie in het kader van terrorismebestrijding.

Vraag 8

Waarom is niet bepaald welke partij de lokale of regionale regie over het ATb moet voeren?

Antwoord

Binnen het Nederlandse staatsbestel is de burgemeester de eerst verantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid. Doordat het ATb uitgaat van een publiek-privaat samenwerkingsverband op vrijwillige basis is er geen aanvullende wetgeving nodig geweest. Dit betekent echter ook dat voor de lokale en/of regionale regie aansluiting moet worden gevonden bij de bestaande wetgeving. Feitelijk zal de politie, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, de operationele leiding hebben. De NCTb rekent het dan ook tot zijn verantwoordelijkheid om op decentraal niveau zowel politie als bedrijfsleven als gemeenten bij elkaar te brengen.

Vraag 9

Zou overheidstoezicht op het ATb bij kunnen dragen aan de kwaliteit van de maatregelen?

Antwoord

Het kabinet heeft vertrouwen in de professionaliteit van de betrokken partijen bij het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid. Hierbij hoort onder meer het realiseren van haalbare kwalitatief hoogwaardige maatregelen.

Op dit moment is er geen reden om te twijfelen aan de kwaliteit van de maatregelen. De aangesloten sectoren hebben er zelf alle belang bij om kwalitatief goede maatregelen te treffen in geval het dreigingsniveau omhoog gaat.

Vraag 10

Waarom heeft geen enkele betrokken partij de uitvoerbaarheid van de maatregelen voor de verschillende dreigingniveaus getoetst en waarom zijn hieraan geen eisen gesteld?

Antwoord

In het systeem van gedeelde verantwoordelijkheden is het zo dat iedere partij verantwoordelijk is voor de uitvoerbaarheid van de door haarzelf bepaalde maatregelen. De sectoren zijn hierbij verantwoordelijk voor de uitvoering van sectorale maatregelen (bijvoorbeeld het sluiten van toegangen of omleiden van processen) en de politiekorpsen voor de politiemaatregelen. De Raad van Hoofdcommissarissen heeft in haar verantwoordelijkheid overigens de matrix van maatregelen voor de politie vastgesteld. De maatregelen worden periodiek geoefend in het kader van de oefencyclus van het ATb. Er is op dit moment geen reden om aan te nemen dat de maatregelen niet uitvoerbaar zijn.

Vraag 11

Welke actor heeft volgens het kabinet de lokale en of regionale regie over het ATb?

Antwoord

Binnen het Nederlandse staatsbestel is de burgemeester de eerst verantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid. Dit betekent dat voor de lokale en/of regionale regie aansluiting is gevonden bij de bestaande wetgeving. Feitelijk zal de politie, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, de operationele leiding hebben.