Toespraak bij het symposium 100 jaar Mansholt
Toespraak door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), mevrouw G. Verburg, bij het symposium 100 jaar Mansholt op 13 september 2008 in Veendam.
Dames en heren, Sicco Leendert Mansholt heeft zijn standbeeld.
En een symposium toe! Het werd tijd. Voor ons en voor de plannenmaker, de idealist, de organisator, de boer, de profeet en de politicus die zijn handtekening op zijn tijdsgewricht achterliet. En die daarin grenzeloos en onvergetelijk is gebleken te zijn. De landbouw en Nederland mogen hem dankbaar zijn.
Ik mocht zijn beeld vanmiddag samen met mevrouw Theda Aghina-Mansholt in de Blauwe Stad onthullen. Voor mij een grote eer. Immers Mansholt heeft als geen ander het stempel gedrukt op de naoorlogse Nederlandse landbouw en met name het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid. Daarvan was hij de grondlegger. Met de schaarste van de oorlogsjaren vers in het geheugen, zocht hij naar oplossingen voor dreigende voedseltekorten. Als minister van Landbouw in zes naoorlogse kabinetten, landbouwcommissaris van de Europese Commissie en voorzitter van de Europese Commissie.
Als minister werkte hij aan de modernisering van de Nederlandse landbouw. Als eerste Europese landbouwcommissaris, werkte hij ook het zogenaamde Plan Mansholt uit. Dat was een plan dat uit ging van een gemeenschappelijke landbouwmarkt, waarin het draaide om het opvoeren van de productie via schaalvergroting.
Sprekers na mij zullen hier dieper op in gaan. Ik wil er een persoonlijke noot aan toevoegen. Zijn veelzijdigheid spreekt nu eenmaal tot de verbeelding.
Mansholt was namelijk boer. Met de voeten in de klei. Denken ging in het klein, onder het werken door, maar ook in het groot. Idealen waren groot èn praktisch uitvoerbaar. Een ideale combinatie, als u het mij vraagt. Zijn doorzettingsvermogen viel enorm op tijdens Europese marathonzittingen. Hij was ook op andere gebieden een volhouder. Ik noem één voorbeeld, omdat ik hoop dat ook zelf eens te mogen doen: het schaatsen van de Friese Elfstedentocht. Mansholt reed die tocht twee keer uit, in 1942 en in 1954. Ik werd steeds uitgeloot bij de laatste keren dat die marathontocht werd gehouden.
Interessant is dat maatschappelijke waarden, en dan met name in de periode van overschotten, een steeds belangrijker rol zijn gaan spelen in de discussie over het Europees landbouwbeleid. Niet in de laatste plaats bij Mansholt zelf. In zijn laatste interview met de Groene Amsterdammer zegt hij: 'Toen de landbouw in Europa van schaarste naar overproductie ging, hadden de subsidies aan boeren herzien moeten worden.'
Mijnheer Mansholt, we zijn ermee bezig! En mijnheer Van Merriënboer, ik heb genoten van uw biografie. Het boek is overigens nog steeds een hit in Haagse kringen.
Dames en heren,
Nederland mag trots zijn op dit erfgoed. Waaronder natuurlijk dat briljante business plan, dat we Gemeenschappelijk Landbouw Beleid, het GLB, zijn gaan noemen. Mijn bijdrage begint waar Mansholt is geëindigd. Ik ga het hebben over het oude en het nieuwe Europees landbouwbeleid.
Ik heb als minister te maken met een erfenis die mijns inziens direct naar Mansholt terugvoert: de enorme maatschappelijke betrokkenheid bij het GLB. Voor de gemiddelde Nederlander is dit niet de bekende ver-van-zijn-bed show; Europa staat wat landbouw betreft bijna naast zijn bed. Negentig procent van de burgers merkt de Europese landbouw als 'belangrijk' of 'zeer belangrijk' aan. Ook uit internationaal uitgevoerd onderzoek blijkt dat het Europees landbouwbeleid de Nederlander in het hart raakt. Nederlanders hechten er meer belang aan dan burgers uit bijna alle andere lidstaten.
Zulke onderzoeksresultaten roepen logische vervolgvragen op. Hoezo? Wat zit erachter? Waar komt die betrokkenheid vandaan en waar is het op gericht? De publieke dialoog, die op mijn initiatief is gevoerd, geeft aanknopingspunten. Er is brede maatschappelijke steun voor duurzaam ondernemerschap. Voor degenen die participeren in het behoud en beheer van natuur en landschap. Dierenwelzijn. Voldoende veilig voedsel in de wereld. En dat allemaal zodanig dat het klimaat en de biodiversiteit daar niet onder lijden.
Hoe moeten wij dat duiden? Die vraag heb ik de SER voorgelegd. In het advies, de 'waarden van de landbouw' wijst de raad op het belang van de zogenaamde 'andere publieke diensten' van de landbouw. Die, zegt de SER, zijn van groot belang.
Zaak is nu om dat te gaan belonen. Maar wel zo, dat het voor de hele samenleving zichtbaar wordt. De tussentijdse herziening van het GLB, 'Health Check' biedt een uitstekende kans om daar vanaf 2010 mee te beginnen. Ik kom daar nog op terug.
Eerst het GLB in het groot.
Dankzij Mansholt heeft Nederland veel in het GLB geïnvesteerd. Mentaal, moreel en materieel. Het heeft ons geen windeieren gelegd. Een voorhoedepositie voor de sector in de wereld. Een imago, identiteit. Mansholt heeft ook Europa een duw gegeven. Het GLB was de motor achter het proces van eenwording, de nooit-meer-oorlog mentaliteit van de jaren vijftig en de economische kracht van Europa. Met Mansholt als uitvinder en onderhoudsmonteur tegelijk. Maar, en Mansholt zou dit zeer met mij eens zijn, datzelfde GLB was nooit ontworpen voor de eeuwigheid. Nieuwe waarden komen in de plaats van oude. Ontwikkelingen gaan door. Grenzen schuiven op of vallen weg. Letterlijk, als nieuwe lidstaten toetreden of zoals ooit bij de val van de Berlijnse muur. En figuurlijk, als exportrestituties en invoerheffingen verdwijnen. Soms gaat dat met horten en stoten, zoals ook blijkt uit de allerminst soepel verlopende Doha-ronde.
Des te belangrijker is het, dat het GLB daar mee in de pas blijft lopen.
Het nieuwe GLB kunnen we niet blijven vormen met oude denkwijzen. We hebben een andere benadering nodig, waarbij we weer groot moeten denken. Waarin we individuele belangen, sectoren en maatschappelijke stromingen niet los van elkaar beschouwen. Ik wil dat illustreren aan de hand van een nationaal voorbeeld: de veehouderij.
Vorig jaar heb ik een oproep gedaan. Ik vind dat de veehouderij in vijftien jaar tijd een duurzaamheidsprong moet maken. Dat sluit aan op de trend die gaande is en ik zie veel mogelijkheden. Maar ook implicaties. Voor de veehouder zelf bijvoorbeeld. Om mee te kunnen gaan op de golf van duurzaamheid moet je als veehouder je vakkennis anders benutten. Je moet de verbinding opzoeken, niet blijven hangen in eendimensionale winst/verlies prognoses. De vraag stellen: waar kan ìk bijdragen, opdat de héle keten sterker bijdraagt aan people, planet en profit? Ik zie dit nu ook daadwerkelijk onder mijn ogen ontstaan. En het komt uit de sector zelf. Ik zie het in allerlei innovatieve projecten. Ik ben er dan ook van overtuigd dat die houding het duurzaamheidsdenken nog dieper in de landbouwsector helpt te verankeren.
Die houding - noem het nieuw ondernemerschap, noem het groene industriële revolutie - doet op verschillende plekken opgeld. In andere sectoren van de economie, in de samenleving, in de boezem van het kabinet, in de Europese Unie, en in andere internationale fora. Het is een belangrijke context voor het nieuwe business plan dat momenteel in de steigers staat: het herziene GLB.
Dat brengt mij bij de Health Check. Dat is de tussentijdse evaluatie van de Europese Commissie ter voorbereiding op de herziening van het GLB. Afgelopen mei heeft Europees Commissaris Fischer Boel daarvoor wetgevingsvoorstellen gedaan.
Ik sta hierbij stil, omdat Europese afspraken het kader zijn en blijven voor het kabinetsbeleid. Voedselzekerheid en voedselveiligheid blijven uitgangspunten, al komen er wel een aantal bij.
Als eerste: een betere koppeling van de inkomenstoeslagen aan de beloning van maatschappelijke diensten, zoals het in stand houden van het landschap en de zorg voor het milieu en dierenwelzijn. De Health Check biedt kansen om daar vanaf 2010, morgen dus, mee te beginnen. Het GLB moet agrarisch ondernemers vaker verdienstelijk worden, als zij het grotere geheel een extra dienst bewijzen. Ook in gebieden waar je zonder subsidie geen agrarisch bedrijf kunt runnen. Waar boeren en plattelandsondernemers een stuk landschap of natuur beheren, dat anders verloren zou gaan. Of waar ze iets extra's voor het milieu, de biodiversiteit, het waterbeheer doen. Zij mogen van mij ook iets van het nieuwe beleid gaan merken. Dit betekent dat we toe gaan naar een meer regionale invulling van de inkomensondersteuning in de periode naar en na 2013. Daar liggen mogelijkheden.
Ten tweede. Er zijn stappen nodig om de marktoriëntatie van de sector te verbeteren. In markten waar de grenzen steeds meer verdwijnen is dat onontkoombaar. Ik ben ervan overtuigd dat de sector de concurrentie op eigen kracht aan kan. Producenten krijgen daarin een sterk eigen verantwoordelijkheid. Zij doen er dan goed aan niet te blijven focussen op een vaste, kostendekkende contractprijs.
Tenslotte blijft Europees beleid nodig om de landbouw en het platteland vitaal te houden. Oftewel: het GLB moet innovatie en duurzaam agrarisch ondernemerschap stimuleren. De ruimte daarvoor ligt volgens de Commissie vooral bij het waterbeheer, in bio-energie, klimaatverandering en biodiversiteit.
In de toekomst krijgt het GLB vrijwel zeker een andere betalingssystematiek. Als u de huidige betalingssystematiek met de ogen van nu bekijkt, ziet u de grenzen. Ga maar na: we zitten met een systeem waarbij tweederde van de inkomenssteun aan boeren is gebaseerd op wat zij vroeger kregen. U kunt zich voorstellen dat de landbouw daarmee niet flexibel kan inspelen op de wereldmarkt, op klimaatveranderingen en veranderingen in de natuur. Willen we via het nieuwe GLB ook het heden, en niet alleen het verleden, leading maken, dan ontkomen we niet aan die nieuwe systematiek.
Gisteren is de ministerraad akkoord gegaan met mijn ideeën daarover. Europa heeft in onze visie potentie om uit te groeien tot gidsregio voor de wereldwijde voedselproductie. Daar moeten we gezamenlijk aan werken en daartoe wil het kabinet dat het Europees Landbouwbeleid van de toekomst een marktgerichte, duurzame en maatschappelijke signatuur krijgt.
Het is een beleid waarbinnen concurreren, innoveren en kennis ontwikkelen werkwoorden zijn. Tegelijkertijd is het een beleid waarmee agrarische ondernemers worden beloond voor de publieke diensten die zij de samenleving leveren. Als een agrarisch ondernemer merkbaar bijdraagt aan de kwaliteit van het landschap, de natuur, het milieu of dierenwelzijn, moet hij daar een marktconforme beloning voor krijgen. Het jaar 2020 is de horizon om dat te realiseren: een geleidelijke en slimme ombouw van de inkomenssteun van nu naar een beloningssysteem. Daar zijn overigens tot 2013 al een aantal aanpassingen voor nodig en mogelijk.
Dat zijn de hoofdlijnen. Hoe het Europees landbouwbeleid er ná 2013 precies uit zal zien, is in Europa en in Nederland nog onderwerp van studie en discussie. We gaan dit de komende tijd met alle partijen verder uitwerken.
Wij kijken dus vol vertrouwen vooruit naar het jaar 2020. Maar daarbij blijft het niet. Ook voor de generaties na ons zal duurzaamheid nog een actueel thema zijn. Ook zij zullen de productie van voedsel en onze manier van consumeren moeten verbinden aan maatschappelijke waarden. Actief.
Dames en heren,
Ik heb deze viering, honderd jaar Sicco Mansholt, aangegrepen om iets te vertellen over het GLB. Als eerbetoon aan Mansholt, maar omdat ik hoop dat de band met de democratie en Europa hun betekenis zullen behouden.
'Als de boeren het goed hebben, heeft iedereen het goed'. Dat was credo van Mansholt. Het heeft mij als minister geïnspireerd tot een eigen, bescheiden variant: 'als de boeren het goed doen, kunnen we allemaal leven van het land en geven om natuur. Dank u wel.