Toespraak bij in ontvangstname boek 'De Groene Hemel'
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), G. Verburg, bij in ontvangstname boek 'De Groene Hemel' van Bert Ydema, 11 september 2008, uitgesproken door DG Wouters.
Mijnheer Ydema, hartelijk dank voor uw boek 'De Groene Hemel'.
Ik - en samen met mij minister Gerda Verburg, heb veel bewondering voor het werk dat u veertig jaar lang midden in Amsterdam hebt gedaan. Duizenden kinderen heeft u in de loop der jaren betrokken bij de natuur door hen de natuur te laten ervaren, hen iets te leren over de natuur en ze in de natuur bezig te laten zijn.
Dat zal niet altijd makkelijk zijn geweest. De kinderen van vandaag de dag weten soms weinig van wat er in de natuur omgaat. Ze zitten vaak binnen met een computerspelletje of naar hun favoriete tv-programma te kijken of ze zitten achter de computer met internet, MSN of Hyves...
In de aarde wroeten en vieze handen maken, spreekt de meeste kinderen niet zo aan. Maar U heeft ze leren zaaien, onkruid wieden en oogsten. U heeft ze op die manier respect en verantwoordelijkheid bijgebracht voor alles wat groeit en bloeit.
'Ik ervaar dat tuinieren echts iets met kinderen kan doen', schrijft u in uw uitnodigingsbrief aan de minister. En hoe juist die observatie is, bewijst de Raad Landelijk Gebied. Afgelopen juni heeft die Raad het advies 'Groen opgroeien' uitgebracht en daarin wordt ook ingegaan op het belang van schooltuinwerk voor de ontwikkeling van kinderen.
De Raad stelt dat schooltuinwerk een goed middel is om kinderen op een leuke en positieve manier dicht bij de natuur te brengen en ze te laten kennismaken met alle fasen van het groeiproces. Het brengt kinderen kennis bij over planten en dieren, maar leert ze ook dat er veel factoren een rol spelen bij het telen van gewassen, zoals de invloed van het weer, onkruid, schimmels, vogels en insecten.
En verder - aldus de Raad - helpt het werken in een schooltuin kinderen bij het bewuster worden van de oorsprong van hun voeding, en leert het hen om meer met elkaar te gaan samenwerken.
Ik geef het u maar even mee, mijnheer Ydema, maar waarschijnlijk bevatten deze bevindingen voor u niets nieuws. Want u weet als geen ander hoe het leven met en voor de natuur je vormt. En hoe het contact dat je hebt met groen en de natuur bepalen hoe je werkt, leeft, consumeert en recreëert.
En daarom, mijnheer Ydema, vind ook minister Verburg dat dat contact tussen kind en natuur, het groen, weer hersteld moet worden. Leven met en in de natuur moet weer vanzelfsprekend worden. Het is belangrijk dat kinderen weten waar voedsel vandaan komt en hoe het wordt geproduceerd. Zo raken kinderen betrokken. En alleen door betrokkenheid kunnen zij later zelf verantwoordelijkheid nemen.
Ook moet het spelen in de natuur weer gemeengoed worden. Spelen in de natuur heeft een gunstig effect heeft op het speelgedrag, de concentratie, de stemming en dus het welzijn van kinderen. Onderzoek in binnen- en buitenland laat dat ook zien. Op de lange termijn zijn er minder welvaartsziekten en betere leerprestaties. En kinderen die op jonge leeftijd veel in de natuur doorbrengen, nemen later, als volwassene, beslissingen die rekening houden met die natuur.
Dat alles maakt, dat de minister het belangrijk vind om ieder kind natuurervaring op te laten doen. Bijvoorbeeld in een schooltuin. En daarom is er binnen het ministerie van LNV een aantal initiatieven ontwikkeld rond de schooltuin.
Zo heb ik in de nota Natuur- en milieueducatie, die het kabinet begin dit jaar heeft uitgebracht, laten opnemen dat meer aandacht voor groene educatie een prominente plaats krijgt in de aanpak van de wijken. En de aanleg van schooltuinen kan daar onderdeel van uit gaan maken.
Er is verder een initiatief gestart om in de nascholingsopleidingen voor docenten op de pedagogische academies meer aandacht te geven aan het natuuronderwijs, waaronder het werken in schooltuinen.
En het ministerie heeft een subsidie gegeven aan de stichting OASE, die zich inzet om o.a. schooltuinen te promoten bij scholen, kinderdagverblijven, speeltuinverenigingen en gemeenten. Ze hebben daarvoor een ideeënkoffertje en een handboek ontwikkeld.
U ziet, mijnheer Ydema, u bent geen roepende in de woestijn. Ook wij in Den Haag zien het belang van een stukje kindertuin. En ook wij in Den Haag vinden - met u - dat we onze verwondering voor de natuur steeds opnieuw moeten doorgeven aan de jeugd. U hebt daar al veertig jaar lang een vorm voor gevonden. En hoewel de minister en ik het erg jammer vind dat u uw carrière als onderwijzer stopzet, ben ik wel buitengewoon blij dat u ons dit boek 'De Groene Hemel' nalaat. Want ik weet zeker dat met dit boek kinderen, ouders, onderwijzers, de kinderopvang en natuurorganisaties worden geïnspireerd om die verwaterde band met de natuur weer te verstevigen. En om de Groene Hemel, vol met planten, bloemen, de vogels in de lucht en de snoeken in het water, te betreden.