Toespraak door minister J.P.H. Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de bijeenkomst van het Noorderpodium op 9 september 2008 in Amsterdam
Nebukadnesar, koning van Babylon, – zo vertelt de Bijbel in Daniël – had een droom. Omdat deze hem verontrustte, riep hij de wijzen bijeen voor de uitleg. Toen zij naar de inhoud van de droom vroegen om haar uit te kunnen leggen, zei de koning echter: “dat is te eenvoudig; wie echt wijs is, kan mij ook vertellen wat ik gedroomd heb en dan de uitleg geven.” Wie dat kan, zal ik belonen; wie het niet kan, is een oplichter en diens hoofd gaat eraf.
Voor het thema ‘wat ons bindt’ geldt hetzelfde. U vraagt naar de droom: ‘wat bindt ons’ en haar uitleg: ‘wat ons bindt’. Het is de uiting van een gevoel van onrust dat we iets vanzelfsprekends aan het verliezen zijn. Het is als Nebukadnesar: ‘ik had een droom die mij verontrustte; zeg mij wat mij verontrust en wat ik eraan kan doen.’ Rest slechts om aan het einde van de avond te bepalen wiens kop het kost.
‘Wat bindt ons?’ is een petitio principi; de vraag veronderstelt het antwoord. Neem de vraag ‘wat bindt ons als mensen’; zij veronderstelt dat mensen ‘gebonden’ zijn, of ‘gebonden’ zouden moeten zijn, en in die veronderstelling ligt het antwoord al besloten. Neem de vraag: ‘wat bindt ons als vrienden’; het begrip vriend veronderstelt een band en die band is vervolgens wat betrokkenen bindt: vriendschap. Of de vraag: ‘wat bindt ons als familie.’ Antwoord: ‘een familieband’; wat dat inhoudt is verondersteld in het begrip familie en de kleur die men daaraan geeft. We leven in vele relaties en in ieder daarvan zijn we aan elkaar gebonden op een wijze die eigen is aan de aard van die relatie; als buren, als leden van een kerk, als werknemers van een bedrijf, enz. enz.
Wat de binding inhoudt, is nog gevarieerder. Het gaat doorgaans om een gevoel en dingen die we doen of nalaten vanwege de band. Het gaat niet om de rechten en plichten die uit de wet of contract voortvloeien. Dat gevoel en die morele plichten verschillen; bij vriendschap en gezin hebben we meer gevoel en plichten dan bij wat ons in de samenleving bindt. En ook daarbinnen zijn er verschillen; de ene vriend is de andere niet; de ene familie de andere niet, de ene spreker de andere niet.
‘Wat bindt ons als samenleving?’ Na het voorgaande zal duidelijk zijn dat die vraag beantwoordt wordt door wat u verstaat onder samenleving en de binding daarbinnen van de leden van die samenleving. Daarom wordt de vraag doorgaans ook niet gesteld als men de samenleving beleeft en ruwweg een idee heeft van wat dat inhoudt. Een goede samenleving is vanzelfsprekend, of sterker nog: vanzelfzwijgend. Samenleven doe je, voel je, geloof je, hoop je; en waar dat gevoel en geloof verdwijnen los je dat niet op door er over te praten en het probleem verstandelijk te vatten. Tegen de tijd dat u zich afvraagt wat uw huwelijk inhoudt, heeft u een probleem.
Dat de vraag naar wat ons bindt tegenwoordig vaker gesteld wordt, wijst dan ook op een gevoel van zorg over de veranderingen in de samenleving. Dat we er over willen praten wijst erop dat onze samenleving niet meer vanzelfsprekend is. Die zorg blijkt ook uit onderzoek. ‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.’ Bij alle persoonlijke voorspoed, maken we ons zorgen over hoe het verder moet met de samenleving. Dat is niet geheel vreemd, gegeven dat we ons rijker weten, beter verzorgd en veiliger dan ooit eerder – en dan waar ook elders; dan ga je je zorgen maken zoals de rijkaard die niet kan slapen uit vrees dat hij weer armer wordt. De toekomst hoeft voor ons niet beter, als zij maar duurzaam is.
Die zorg wordt versterkt door een dagelijks stroom nieuws en berichten over wat er allemaal misgaat of mis kan gaan. Dat valt in een voedingsbodem van onbestemde onrust over politieke, technische en sociale veranderingen; over vreemdelingen, vreemde godsdiensten en vreemde gewoonten; over economische ontwikkelingen en onzekerheden waartegen we ons niet kunnen verdedigen. Zorg dat we daarin onze identiteit, saamhorigheid en gemeenschapszin verliezen; dat ieder op eigen kracht zijn kansen moet grijpen, maar ook de risico’s, lasten en onzekerheden daarvan alleen moet dragen.
Technische vernieuwing en moderne communicatie, ze bieden nieuwe mogelijkheden van contact, maar maken persoonlijk contact schaarser. We maken verre reizen, communiceren met velen en zien steeds meer mensen, maar duurzame relaties worden schaarser, menselijk contact wordt vervangen door automaten; belevingen worden individueler maar niet persoonlijker. Een cartoon over met twee honden en een computer illustreert dat mooi. Zegt de ene hond tegen de ander: “waarom communiceer jij alleen via internet?”. Zegt de ander: “dan zien ze niet dat ik een hond ben.” De wereld wordt misschien een ‘global village’; maar we kennen onze buren steeds minder. We leven met steeds meer, maar minder met elkaar.
Is het dan vreemd dat mensen het gevoel krijgen dat we steeds meer als los zand aan elkaar hangen; dat we maatschappelijke binding, saamhorigheid en gemeenschapszin aan het verliezen zijn in een wereld waarin we ons steeds minder thuis voelen en geborgen weten? De vraag ‘wat bindt ons?’ duikt dan ook steeds vaker op; in wisselende bewoording. Solidariteit, identiteit, sociale cohesie, gemeenschappelijke waarden; het zijn verschillende aanduidingen voor eenzelfde thema.
Het is winst dat we die vraag stellen. Vragen naar wat ons bindt als samenleving, impliceert de erkenning dat mensen in een samenleving een aparte band hebben; de erkenning dat een samenleving, een gemeenschap, meer is dan mensen die toevallig bij elkaar wonen of burgers die eenzelfde overheid hebben. Het impliceert ook de erkenning dat samenleven in vrijheid ook gebondenheid inhoudt. Dat als vrijheid ons is aangeboren, gebondenheid dat niet minder is. [Toen ik opgroeide, werd dat door velen anders gezien. We moesten ons juist bevrijden en emanciperen van de knellende banden van de samenleving met haar conventies, taboes en beperkingen. Alles moest kunnen, alles moest onderzocht worden en alles moest gezegd kunnen worden. Verbonden zijn in ongebondenheid is net zo iets als: ‘alle Kretenzers liegen, zei de Kretenzer.’ Het is een tegenspraak en we zitten nu nog met de gevolgen. Vragen: ‘wat bindt ons’ en zeggen: ‘alles moet kunnen’, gaat niet goed samen.]
Die geschiedenis van de afgelopen twintig tot dertig jaar laat zien dat de opvatting over wat een samenleving is en wat daarin bindt in de tijd veranderen. Ze veranderen ook met onze visie op mensen. Denken over de samenleving en wat ons daarin bindt heeft invloed op hoe we samenleven, maar het schept geen samenleving. Er veel zijn utopieën geweest maar geen heeft in de praktijk gefunctioneerd. Waar ze in praktijk werden gebracht, ging het gepaard met geweld, oorlog en terreur. “Das hatt gerade der Staat zür Hölle gemacht, das der Mensch ihn zum Himmel machen wollte” zei Hölderlin.
Samenleven hoeft ook niet bedacht te worden. Ieder wordt uit samenleving geboren; wordt in een samenleving grootgebracht en behoeft zorg van een samenleving in de ouderdom. Samenleven is dus in de eerste plaats een gewoonte waarin we worden geboren en opgroeien. Het is een gegeven, maar het gaat niet vanzelf. Kijk naar België waar een samenleving uiteen drijft. Zie Joegoslavië, hoe een samenleving in luttele jaren tot burgeroorlog verviel. Is dat onvermijdelijk bij fundamentele verschillen? De Zwitsers leven al eeuwen samen met uiteenlopende talen, tradities en godsdiensten, en ze varen er wel bij.
Samenleven berust in de eerste plaats op geboorte en gewoonte. Dat is niet genoeg. In iedere grotere groep mensen bestaan middelpuntvliedende krachten in de vorm van verschillen in opvatting, belang, welvaart, gewoonten, en door conflicten, antipathieën, karakterverschillen en vooroordelen. Die middelpuntvliedende krachten zullen een tegenwicht moeten vinden in nog sterkere middelpuntzoekende krachten, zoals wederzijdse afhankelijkheid, gemeenschappelijke belangen en risico’s, een gevoel van saamhorigheid, wederzijdse herkenning.
Bindende krachten werken niet gelijkelijk en voor iedereen. Het gaat niet om krachten buiten ons, maar om ieder van ons. Kijk naar u zelf; u heeft mensen die u mag en mensen die u niet mag, mensen waar u mee kunt samenwerken en mensen waar u zich mogelijk door bedreigt acht. Om die gevoelens gaat het. Die verschillen per persoon. Samenleven bestaat niet uit een zelfde band voor iedereen, maar uit eindeloos veel verbanden, geloven, groepen en betrekkingen waarin men meer of minder gebonden is. Ieder behoort tot vele verbanden tegelijk, maar ieder tot weer andere. De samenleving vormt zo een mozaïek van elkaar overlappende verbanden waarbinnen en waartussen bindende en afstotende krachten worden verspreid, gematigd en verdeeld.
Een gemeenschappelijke taal en identiteit kunnen de samenleving overkoepelen en binden. Geschiedenis en tradities, gedeeld geloof, waarden en vooroordelen, gemeenschappelijke zeden en gewoonten, kunnen haar versterken. Algemene belangen, vreemde dreiging en een gevoel van lotsbestemming kunnen een katalysator vormen. Ieder daarvan is ook een potentieel element van verdeling als men er over gaat praten en nadenken.
Neem de discussie over identiteit. Het gaat om het beeld dat we van onszelf hebben. Een abstractie van de gemiddelde Nederlander; nu maar ook in het verleden. Mede door de aantrekkelijkheid daarvan, of de afstotelijkheid, voelen we ons aangetrokken of afgestoten tot Nederlanders. Een identiteit waarin we ons herkennen beïnvloedt ons handelen; we gaan er naar staan. In de jaren ’70 en ’80 werd ons vreemdelingenbeleid mede bepaald door ons zelfbeeld van gastvrijheid, tolerantie en heenkomen voor vervolgden. Dat zelfbeeld is enigszins aan de gevolgen ten onder gegaan. Want identiteiten veranderen; niet gestuurd, maar als product van ons zelfbewustzijn, de maatschappelijke mogelijkheden en problemen, en de komst van nieuwe Nederlanders, geboren of getogen. Dat is maar goed ook, want zodra de identiteit wordt gefixeerd, gaan we achteruit leven; identiteit is een levend element in een veranderende samenleving.
Een Nederlandse identiteit is er zonder meer, maar zodra je er de vinger bij wil leggen, is het weg of zijn we het oneens. Wij zijn een volk van minderheden. We verschillen liever van mening, dan dat we het eens zijn. Misschien is dat wel een kenmerkend element van onze identiteit. De Fransen denken van wel: ‘Un néerlandais c’est une réligion, deux néerlandais c’est une église, trois néerlandais c’est schisme’ zegt men daar – één Nederlander dat is een geloof, twee Nederlanders dat is een kerk, drie Nederlanders dat is een kerksplitsing.
Ligt het antwoord op zorgen over binding in de samenleving daarom in het versterken van wat ons bindt; in gelijkgestemdheid, binding en tegengaan van diversiteit, door inburgering en culturele assimilatie. Multicultureel samenleven – het beeld van een samenleving waarin ieder in eigen cultuur leefde – was een verstandelijk concept. Het miskent de realiteit van de ergernis, onveiligheid en vervreemding van het samenleven van verschillende culturen in één trappenhuis, straat of wijk. Een samenleving is een organisch verband, waarin men met elkaar moet kunnen communiceren. Vreemde culturen laten zich niet zo maar inplanten; net als in het lichaam kan dat tot afstoting leiden. Wie hier komt zal zich moeten invoegen en inleven, maar dat betekent niet dat hij zijn identiteit daarbij moet inleveren. We zouden ook vreemd opkijken als Nederlanders die in Frankrijk gaan wonen, zich geen Nederlander meer zouden voelen. Dat betekent niet dat men niet open moet staan om zich met het eigen verleden te voegen in de gemeenschap waar men gaat wonen; wie de pest heeft aan Fransen, hun samenleving gek vindt en niet van kaas en wijn houdt, moet niet in Frankrijk gaan wonen.
Eendracht is van belang als het gaat om het realiseren van concrete doelen. In een samenleving moet men met elkaar kunnen communiceren, moet men elkaar kunnen vertrouwen en moet men zich veilig voelen. Dat wordt niet gerealiseerd door gelijkgestemdheid en homogeniteit na te streven. Dat heeft geleid tot de meest gruwelijke godsdienstoorlogen en etnische zuiveringen. Een samenleving laat zich niet bouwen op homogeniteit van cultuur, geloof en belangen. Dat gold al ten tijde van de Nederlandse opstand en in een wereld waarin grenzen steeds minder betekenis hebben, culturen vermengd raken en mensen zich steeds makkelijker verplaatsen, geldt dat alleen maar sterker.
Culturele apartheid is niet het antwoord op de multiculturele samenleving. We leven na de torenbouw van Babel. De samenleving afsluiten van vreemde invloeden, andere geloven en bijbehorende culturen is bij voorbaat verloren. Het is de ontkenning van de waarden waarop onze samenleving berust. Pluriformiteit, verscheidenheid aan geloven en soms fundamentele verschillen zijn een gegeven. Want wat bindt, verdeelt eveneens. De essentie van samenleven is niet dat we min of meer gelijk worden, maar dat we bij alle verscheidenheid meer hebben dat ons bindt, dat we verstandig weten om te gaan met onze verschillen en onze conflicten weten op te lossen.
Betrokkenheid is noodzakelijk en een gevoel van geborgenheid; men moet zich veilig kunnen voelen en beschermd weten ondanks mogelijke verscheidenheid. Gelijke rechten en plichten spelen daarbij een rol en een gevoel van behoren. Veel belangrijker is wellicht de wijze waarop we met verschillen omgaan, hoe conflicten worden beslecht en hoe onderling vertrouwen wordt gekweekt en verankerd. Hoe wordt er omgegaan met grote welvaartsverschillen, conflicterende belangen, fundamentele meningsverschillen, afwijkende zeden en gewoonten.
Daar is een overheid voor nodig. Samenleven zonder overheid gaat niet. Op nationaal niveau lijkt dat welhaast vanzelfsprekend. Als het gaat om de Europese samenleving is dat niet zo. Toch geldt ook in Europa dat we zo dicht op elkaar wonen dat vrijwel alles wat wij doen elders gevolgen heeft. Vreedzaam samenleven en samenwerken vergt dan dat conflicten kunnen worden beslecht, belangentegenstellingen opgelost en gemeenschappelijke belangen worden behartigd; met andere woorden dat een vorm van overheid nodig is. Op dat inzicht berust het proces van Europese integratie en het is zorgwekkend dat het besef van die noodzaak lijkt af te nemen.
Een overheid is nodig, maar niet voldoende. Om samen te leven zijn vele andere maatschappelijke en sociale mechanismen nodig om met verschillen om te gaan en conflicten op te lossen. Het marktmechanisme is bijvoorbeeld een belangrijk mechanisme om verschillende belangen met elkaar in overeenstemming of tot vruchtbare samenwerking te brengen. De kracht van een samenleving hangt af van het vermogen om ondanks verscheidenheid in uitgangspunten, belangen en doelstellingen vruchtbaar te kunnen samenwerken. Uiteindelijk komt het erop aan hoe ieder van ons met verschillen omgaat; op ieders bereidheid om verscheidenheid te aanvaarden, te respecteren en conflicten te beslechten; ieders bereidheid tot wederzijdse inschikkelijkheid en aanpassing; de bereidheid om aan elkaars verwachtingen te beantwoorden en niet onnodig op elkaar afgeven of maatschappelijke taboes doorbreken. De vraag wat bindt ons, komt dan ook uiteindelijk neer op de vraag wat bindt u en welke beperkingen bent u bereid om daarvoor te aanvaarden. Hoe minder we daartoe bereid zijn, hoe meer macht er nodig is om ons allen op één noemer te brengen, en dat schaadt ieders vrijheid.
Wat is de rol bij dat alles van religie? De zorg over de samenleving die aanleiding is voor de vraag ‘wat bindt ons’, is in niet geringe mate ingegeven door zorg over de groeiende betekenis van de islam in Nederland en de tegenstellingen die dat oproept. Op de uitnodiging voor vanavond stond dan ook apart vermeld de vraag of religie een splijtzwam is dan wel een bindmiddel voor onze samenleving.
Religie is beide; alles wat bindt is ook een element van scheiding. Religie was eeuwenlang een sterk maatschappelijk bindmiddel. Tussen religies kan de samenleving uit elkaar spatten indien er geen afdoende tegendruk bestaat in gemeenschappelijk belangen, wederzijdse afhankelijkheid en een gevoel van onderlinge verbondenheid en betrokkenheid. Dat was waarom verdraagzaamheid en religieuze tolerantie hier eeuwen stonden. Ondanks onze vrij fundamentalistische geloofsaard, hadden we wel wat beters te doen dan elkaar te bevechten; we moesten dijken bewaken, handel drijven en ons tegen het buitenland afzetten. Samenleven in religieuze verscheidenheid wordt moeilijk wanneer religieuze verschillen gaan samenvallen met andere politieke, sociale, economische, etnische en culturele verschillen. Dan gaat men langs elkaar heen leven en versterken religieuze tegenstellingen de andere verschillen.
De bindende werking van religie speelt op vele wijzen. Het is niet alleen aan de orde als iedereen op zondag naar de kerk gaat of op vrijdag naar de moskee. De wijze waarop we naar de samenleving en de cultuur kijken, wordt erdoor bepaald. De vraagstelling van vanavond wordt bepaald wordt door concepten die uit het christelijk denken zijn ontsproten; individu en de band die in de samenleving hebben. Hetzelfde geldt voor de waarden waarop de samenleving berust, onze beelden van goed en kwaad, opvattingen over persoonlijke verantwoordelijkheid en menselijke waardigheid.
We kunnen vaststellen wat de betekenis is van religie voor de samenleving, maar we kunnen het niet veranderen. Die rol is gegeven met de mensen in de samenleving. Geloof haal je niet uit mensen. Religieuze verschillen en tegenstelling behoren derhalve tot de verschillen waar we mee om zullen moeten gaan. Een eerste voorwaarde daarbij is de aanvaarding we bijvoorbeeld de islam hier blijvend een van de godsdiensten is. [Dat is niets nieuws, want tot 1948 was het Koninkrijk der Nederlanden de meest bevolkingrijke islamitische staat ter wereld.] Dat betekent helemaal niet dat we opvattingen moeten prijsgeven of christelijke feestdagen moeten inruilen voor islamitische; dat is gelijkheidsdenken dat zich met de waarde van verschillen geen raad weet.
Het voortdurend op kwetsende wijze ingaan op de islam en wat daar mee te maken heeft, is een weinig vruchtbare wijze om met verschillen om te gaan.. Kritiek op geloof kan – we zeiden vroeger al dat we liever Turks dan paaps waren – maar dan wel in het besef dat kritiek op geloof wat anders is dan kritiek op iemands uiterlijk, gedrag of mening. Het raakt fundamentele zekerheden en de identiteit van mensen. Over geloofsverschillen kan en moet gesproken worden. Ze kunnen wel degelijk ook beoordeeld worden vanwege de schadelijke effecten daarvan in de samenleving. Niets is gevaarlijker dan relativisme, de opvatting dat alles relatief is, alles gelijk is en niets ertoe doet. Dat geldt dan ook voor elementen van onze ‘alles moet kunnen’ cultuur. Het kan niet zo zijn dat we forse kritiek hebben op het geloof en gedrag van anderen, om wanneer er kritiek komt op de eigen zekerheden en eigenaardigheden, onmiddellijk politie en justitie te hulp te roepen om ons te beschermen. Zekerheid en bescherming zijn tweezijdig. Evenzo zullen nieuwe bevolkingsgroepen in eigen kring verschijnselen moeten bestrijden die hier als een bedreigend worden ervaren, zoals de schrikbarend hoge criminaliteit onder groepen jongeren, verschijnselen als eerwraak, het gebruik van geweld en godsdienstige radicalisering.
Tot besluit
Wat bindt ons? Er is veel dat ons bindt, maar zorg is op zijn plaats. De samenleving staat onder druk door maatschappelijke veranderingen, internationalisering en globalisering, technische veranderingen en de geleidelijke integratie van nieuwe bevolkingsgroepen. Het antwoord op die veranderingen is niet primair gelegen in versterking van wat bindt. Alles wat bindt, verdeelt ook of kan verdelen. Versterking van binding versterkt ook tegenstellingen. Daarom zal het antwoord meer gelegen zijn in de wijze waarop we met verschillen omgaan.
De samenleving kent vele mechanismen om verschillen te overbruggen, om opvattingen met elkaar te verzoenen en belangen op een noemer te brengen; om knopen door te hakken en geschillen te beslechten. We hebben belastingen, sociale zekerheid en publieke voorzieningen om verschillen in welvaart binnen de samenleving aanvaardbaar te maken; er is sprake van enorme inkomensoverdrachten. We hebben wetgeving inzake gelijke behandeling om maatschappelijke verschillen hanteerbaar te maken. We hebben vele regels en wetten om verschillen weg te nemen en zijn steeds bereid om nog weer nieuwe aan te nemen als we nieuwe verschillen ontdekken. Daar ligt het niet aan, of misschien toch wel.
Want we hebben het omgaan met verschillen mogelijk te veel aan de wet en de overheid overgelaten. Alles is geregeld, dus zijn wij er van ontslagen. Met binding in de samenleving doelen we niet op wetgeving en de naleving daarvan. Maatschappelijke binding is voor alles een kwestie van gevoel: de erkenning dat we elkaar nodig hebben, respect voor verschillen en de bereidheid om te doen of te laten wat nodig is om samen te leven. Dat komt niet vanzelf; dat behoeft voortdurend oefening en onderhoud. Het gaat er niet om hoe we in wetgeving met verschillen omgaan, maar hoe ieder van ons in het dagelijks leven met verschillen omgaat.
Omgaan met verschillen betekent niet de verschillen aanzetten, op elkaar afgeven, wederzijds wantrouwen voeden. Niet alles hoeft gezegd te worden. Door schade en schande wijs geworden hebben we in het verkeer in de samenleving regels van respect, omgang en soms ook taboes aangebracht die het mogelijk maken om vreedzaam en vruchtbaar te kunnen samenleven. Zo hebben we geleidelijk een kapitaal aan maatschappelijke wijsheid opgebouwd in de vorm van dingen die we niet doen en niet zeggen. Dat kun je snel ondoordacht verkwisten omdat alles gezegd moet kunnen worden en alles aan de kaak moet kunnen worden gesteld. Dan moeten we niet vreemd opkijken dat we uit elkaar zijn gedreven, niet omdat er niets was dat ons bindt, maar omdat de verschillen te sterk zijn aangezet en we er niet mee wisten om te gaan.
Dat is de droom en dat was haar uitleg.