Prognose van Schor- en slikontwikkelingen in de Oosterschelde : een analyse naar de te verwachten ontwikkelingen tot 2060
Als gevolg van de bouw van de Oosterscheldekering en het verkleinen van de komberging door de bouw van compartimenteringdammen zijn de getijdensnelheden in de Oosterschelde sterk afgenomen. Hierdoor vindt er geen netto opbouw van slikken meer plaats terwijl de golfwerking gelijk gebleven is of zelfs is toegenomen. De slikken nemen hierdoor per saldo af in hoogte, waardoor de aanwas van jonge schorren op hoge slikdelen minder goed mogelijk wordt. Ook is de aanvoer van sediment naar hogere slik- en schordelen sterk afgenomen omdat vrijwel al het sediment terecht komt op de geulwanden. Om een inschatting te kunnen maken van de toekomstige ligging (met name tot 2060) van schorren en slikken in de Oosterschelde zijn allereerst de reeds opgetreden veranderingen van schorren en slikken geanalyseerd. Voor deze trendanalyse is gebruik gemaakt van profielmetingen (uit de database van de Meetinformatiedienst van Rijkswaterstaat Zeeland) die vanaf 1992 halfjaarlijks worden uitgevoerd om de schorranden in beeld te brengen. Deze metingen zijn goed bruikbaar voor het in beeld brengen van de ontwikkeling van schorren (vooral de verandering van de positie van de schorranden), echter minder bruikbaar voor het in kaart brengen van de slikontwikkelingen. Om de slikontwikkelingen te kunnen kwantificeren is een veel uitgebreidere dataset (met meerdere ruimtelijke opnamen) benodigd. Bij gebrek aan voldoende en tevens betrouwbare ruimtelijke opnamen zijn de profielmetingen gehanteerd om een eerste indicatie te kunnen geven van de slikontwikkelingen. De resultaten van de uitgevoerde 1D-analyse tonen aan dat de randen van de meeste schorren na de aanleg van de Oosterscheldekering zijn teruggetrokken en dat daarnaast de hoogte van slikken enigszins is afgenomen. Verwacht wordt dat de geconstateerde ontwikkelingen zich de komende decennia onverminderd voort zullen zetten. Op basis van de geconstateerde trends is een prognose gemaakt voor de toekomstige ontwikkelingen tot 2060. Op basis van de resultaten mag verwacht worden dat de schorren bij Kats, de Zandkreek en de Dortsman vrijwel geheel verdwenen zijn in 2060. De overige kleine schorren zijn dan naar verwachting gemiddeld 40 tot 60% in oppervlakte afgenomen. Alleen de grote schorren bij de Rattekaai, het Rumoitschor en de Krabbenkreek zullen zich waarschijnlijk grotendeels handhaven. Deze grote schorren nemen volgens de prognose tot 2060 ca. 10 tot 20% in oppervlakte af. De prognose voor de ontwikkeling van de slikhoogte indiceert dat de hoogte van de meeste slikken in de periode tot 2060 met 0,5 tot 1,5 meter afneemt tot een niveau van ca. NAP-2,5 meter tot NAP-3,0 meter. Omdat de profielmetingen geen goede basis vormen voor een betrouwbare slikprognose kunnen de resultaten niet gebruikt worden om onderbouwde uitspraken te doen over de ligging van slikken in 2060. Wél geven de resultaten een indicatie van de richting waarin de slikken in de Oosterschelde zich kunnen ontwikkelen. Aanvullend onderzoek op basis van betrouwbare ruimtelijke opnamen is benodigd om betrouwbaardere uitspraken te kunnen doen ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van slikken. Aanbevolen wordt dan ook om een betrouwbare methode te ontwikkelen voor prognoses op basis van ruimtelijke opnamen. De in 2007 met behulp van laseraltimetrie uitgevoerde nieuwe ruimtelijke opname van de hoge delen in de Oosterschelde kan hierbij een belangrijke rol spelen.