Beantwoording kamervragen marktconforme vergoeding aanleginrichtingen Waddenveren
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Ons kenmerk: DMN 2008-00341 20045
Onderwerp: Beantwoording Kamervragen marktconforme vergoeding voor de aanleginrichtingen van de Waddenveren
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van de leden De Rouwe (CDA), Roefs (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP) en Madlener (PVV) over de marktconforme vergoeding voor het gebruik van de aanleginrichtingen voor de waddenveren, die zijn gesteld tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie van V&W van de Tweede Kamer over de waddenveren op 27 mei 2008.
De dienst Domeinen heeft als taak om als privaatrechtelijk eigenaar namens de Staat op te treden en daarbij te komen tot ingebruikgeving of verkoop van staatseigendom op marktconforme basis. Ingebruikgeving tegen een symbolische vergoeding zou inhouden dat er subsidiëring plaatsvindt, hetgeen niet tot de taken van mijn departement behoort en haaks staat op de EU-regelgeving over staatssteun.
Voor wat betreft de aanleginrichtingen van Waddenveren merk ik het volgende op. De aanleginrichtingen zijn van oudsher volledig aangelegd, beheerd en onderhouden door Rijkswaterstaat als materieel beheerder. Hiervan konden de rederijen om niet gebruik maken.
Momenteel is Domeinen bezig om -binnen de periode van concessieverlening aan de huidige rederijen- voor de aanleginrichtingen nieuwe overeenkomsten voor te bereiden en af te sluiten. Deze inrichtingen worden in gebruik gegeven aan de reders gedurende zogenoemde bloktijden (vaarschema plus tijd voor aan- en afmeren en lossen). Op de andere momenten kan er dan medegebruik door derden plaatsvinden, waarop Rijkswaterstaat en de gemeenten toezicht uitoefenen.
Voor het bepalen van de gebruiksvergoeding heeft Domeinen op basis van de door Rijkswaterstaat berekende kostenopgave een taxatie opgesteld. Daarbij is niet uitgegaan van de stichtingskosten, doch van de jaarlijkse kosten van beheer en onderhoud voor elke aanleginrichting.
In ambtelijk overleg met V&W is afgesproken dat een forfaitair bedrag van minimaal 50 % (de minimale bezettingsgraad) van de getaxeerde vergoeding wordt berekend. Bij een hogere bezettingsgraad wordt de vergoeding naar rato van het feitelijk gebruik op een hoger bedrag bepaald.
Op die wijze wordt toegewerkt naar een zo volledig mogelijk kostendekkende situatie in de toekomst. Over de aan elke rederij te berekenen vergoeding bestaat in principe ambtelijke overeenstemming.
Tot nu toe is uitsluitend overleg gaande met een tweetal rederijen, namelijk T.S.M. en Wagenborg. In het najaar zal ook met andere rederijen overleg worden gevoerd, uitgaande van dezelfde vergoedingssystematiek.
Indien derden (zoals EVT) de aanleginrichtingen in medegebruik wensen te verkrijgen op de stille tijden tussen het aan- en afmeren van de veerboten (buiten de bloktijden), kan onderscheid gemaakt worden tussen twee mogelijkheden.
In het eerste geval is sprake van incidenteel gebruik van het haventerrein en de aanleginrichting en zal door de Staat een uurtarief in rekening worden gebracht met een minimum bedrag. Het gaat hier overigens om geringe hoeveelheden uren en geringe bedragen.
In het tweede geval heeft een derde een dienstregeling en zal dezelfde systematiek worden gebruikt als eerder beschreven.
Voor wat betreft de vergelijking met andere vormen van infrastructuur merk ik op dat in de zeventiger jaren Domeinen de pontveren op marktconforme basis heeft verhuurd aan particulieren; deze veren zijn nadien, alle op basis van marktconformiteit, in eigendom overgedragen aan andere overheden of particuliere exploitanten. Destijds hadden deze veren een kleinschalig karakter.
Bij de herverdeling van wegen in de negentiger jaren in het kader van het advies van de Commissie Brokx en van waterstaatswerken met een publieke functie vindt eigendomsoverdracht door Domeinen, van overtollige gedeelten, eveneens voor een marktconforme vergoeding plaats. Deze herverdeling betreft echter andere overheden.
Deze voorbeelden zijn naar mijn inzicht niet of nauwelijks vergelijkbaar met de onderhavige veerverbindingen.
Ik vertrouw erop u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Financiën,
mr.drs. J.C. de Jager