‘Welzijnsactiviteiten terug naar plek waar ze thuishoren’
Welzijnsachtige zaken, zoals sport- en spelactiviteiten in buurten en wijken of een boodschappenbegeleidingsdienst, zijn in de loop der tijd onder de AWBZ-paraplu geschoven. Die moeten weer terug naar de plek waar ze thuishoren, in veel gevallen de gemeente. Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens de conferentie ‘Zeker van zorg, nu en straks’ over de toekomst van de AWBZ. De volledige toespraak is hieronder afgedrukt.
Goedemiddag dames en heren,
Welkom op deze conferentie. Fijn dat u weer met zovelen naar Woerden bent gekomen om met elkaar te praten over de toekomst van de langdurige zorg en meer in het bijzonder de AWBZ. Ruim een jaar geleden heb ik velen van u gezien en gesproken tijdens de zogeheten honderd dagen-conferentie, eveneens in deze locatie. We spraken toen af elkaar regelmatig te ontmoeten en bij te praten. Daarom heb ik u uitgenodigd hier vandaag te zijn.
Vorig jaar stond ik uitgebreid stil bij mijn, toen nog vrij prille, ervaringen met de langdurige zorg, vooral opgedaan tijdens werkbezoeken. Ik heb u toen ook verteld welke conclusies ik daar uit trok en wat er volgens mij moet gebeuren om de AWBZ-sector toekomstbestendig te maken. Dat wil zeggen: kwalitatief hoogwaardig, betaalbaar én toegankelijk. Want het was mij snel duidelijk dat we niet op dezelfde voet verder kunnen gaan. Ik denk dat we het daar inmiddels allemaal wel over eens zijn.
De AWBZ is veertig jaar geleden bedacht voor de groep kwetsbare mensen die langdurige zorg nodig hebben. Maar in de loop der tijd is de AWBZ uitgegroeid tot een verzekering waar ook groepen onder vallen waarvan je je kunt afvragen of het hier altijd gaat om langdurige onverzekerbare zorg. Zo is er bijvoorbeeld een enorme groei geweest in de ondersteunende begeleiding voor de jeugd, zeker de laatste vijf jaar. Of huiswerkbegeleiding voor jongeren met problemen.
Zo zijn er de afgelopen jaren wel meer problemen op het terrein van bijvoorbeeld onderwijs, welzijnswerk en jeugdzorg op het bordje van de AWBZ geschoven. Zaken waarvan je je kunt afvragen of die wel in de AWBZ thuishoren. Dat verklaart ook mede de sterke stijging van de kosten. Er gaat inmiddels jaarlijks ruim 22 miljard euro om in de AWBZ en dat bedrag stijgt elk jaar weer.
Als we niets zouden doen, wordt de AWBZ als een gebouw waar steeds nieuwe verdiepingen op worden geplaatst, zonder rekening te houden met het fundament waarop het gebouw rust. Dat fundament is in dit geval de solidariteit met de meest kwetsbaren in onze samenleving, in de vorm van de AWBZ-premie van gemiddeld 320 euro per maand. Als we willen dat die solidariteit behouden blijft en daarmee het fundament onder de AWBZ, dan kan de AWBZ niet in z’n huidige vorm blijven bestaan. Want mensen willen best betalen, maar dan moet hun geld wel goed worden besteed.
En om de beeldspraak nog even door te trekken: als hoofdaannemer heb ik intussen een aantal veranderingen in de bouwtekening doorgevoerd die ertoe moeten leiden dat het AWBZ-gebouw overeind blijft staan. En als ik u even oneerbiedig als onderaannemers mag bestempelen: u moet in de praktijk met die doelstellingen aan de slag. Juist omdát u dagelijkse praktijk als geen ander kent, heb ik uw inbreng en expertise nodig. Niet alleen vandaag, maar ook morgen.
Dames en heren,
Er is, sinds wij elkaar vorig jaar spraken, het nodige gebeurd. Dat zal u niet zijn ontgaan. Zoals ik al zei heb ik inmiddels mijn visie op de toekomst van de AWBZ gegeven in de vorm van een aantal doelstellingen. Die visie is mede gebaseerd op een advies van de Sociaal-Economische Raad. De kern van de visie is ook de titel van deze conferentie: ‘Zeker van zorg, nu en straks’.
Ik denk dat het, ook met het oog op de discussie straks, goed is als ik hier nog even de belangrijkste uitgangspunten van dit kabinet noem als het gaat om de toekomst van de AWBZ. Die uitgangspunten zijn: 1) de AWBZ blijft, in aangepaste vorm, gehandhaafd en 2) de AWBZ moet ook op de lange termijn staan voor kwalitatief goede zorg voor kwetsbare mensen die langdurig zorg nodig hebben.
Op basis van die twee uitgangspunten wil ik het functioneren van de AWBZ op vijf onderdelen verbeteren. Ten eerste wil ik de positie van de cliënt versterken. Een eerste maatregel daarvoor is de zorgzwaartebekostiging. Dat houdt in dat instellingen niet langer geld krijgen voor de beschikbare capaciteit, maar voor de hoeveelheid zorg die een cliënt nodig heeft. Ik wil zorgzwaartebekostiging vanaf 1 januari 2009 stapsgewijs invoeren.
In de tweede plaats wil ik dat de kwaliteit van de zorg verbetert. Daar heeft de sector de afgelopen jaren al veel aan gedaan en dat doet ze nog steeds. Bijvoorbeeld door het opstellen en invoeren van kwaliteitsindicatoren, het werken aan verbeteringen via de Zorg voor Beter-trajecten en het opstellen van veiligheidsplannen. Mijn complimenten daarvoor.
Voor de cliënten is er sinds deze zomer goed vergelijkbare kwaliteitsinformatie beschikbaar op www.kiesbeter.nl. Voor hen moet het gewone leven zo veel mogelijk door kunnen gaan als zij in een instelling verblijven. Bijvoorbeeld als het gaat om de maaltijden. Dus geen eten uit een gaarkeuken op de kamer, maar liefst een maaltijd die is bereid door een instellingskok en die wordt geserveerd aan een gedekte tafel.
In de derde plaats wil ik de keuzevrijheid en diversiteit in wonen bevorderen. Ik vind het heel belangrijk dat mensen in de langdurige zorg echt kunnen kiezen hoe ze willen wonen. Juist omdat ze dan zo veel mogelijk hun eigen leven kunnen blijven leiden. Dat kan volgens mij het beste worden bereikt door wonen en zorg financieel te scheiden. En om instellingen meer vrijheid te geven om te bouwen, wordt per 2009 het bouwregime voor de langdurige zorg afgeschaft. Dat scheelt ook gelijk in de administratieve lasten.
Daarover gesproken en dat is ook gelijk mijn vierde punt: ik ga de uitvoering van de AWBZ vereenvoudigen en de bureaucratie verminderen. Onder meer door het vereenvoudigen van de indicatiestelling en het verbeteren van de uitvoering door zorgkantoren. Er lopen al enkele experimenten waarbij huisartsen en verpleegkundigen de indicatie doen.
Dan het vijfde en laatste punt. Ik wil dat degenen die AWBZ-premie betalen solidair blijven met degenen die om welke reden dan ook langdurig zorg nodig hebben. Die solidariteit is op te brengen zo lang het gaat om geloofwaardige en onbetwistbare vormen van zorg. Op dit moment is niet goed geformuleerd wie wanneer waar precies recht op heeft. We moeten dus zorgen voor heldere definities, zodat iedereen voortaan weet op welke zorg je onder welke omstandigheden aanspraak kunt maken.
Dat laatste is de verantwoordelijkheid van de overheid. Die moet zorgen voor de juiste randvoorwaarden op basis waarvan de instellingen goede AWBZ-zorg kunnen leveren. Maar mensen hebben ook een eigen verantwoordelijkheid. Ik bedoel: kijk eerst eens om je heen of je niet zelf iets kunt regelen voordat je een beroep doet op de overheid. En als het een publieke verantwoordelijkheid is, is het de vraag of de AWBZ de eerst aangewezen wet is, dan wel de jeugdzorg of de gemeente.
Om die reden heb ik vorig jaar al een aantal maatregelen genomen om het beroep op de AWBZ te beperken. Het gaat dan om zaken als hulp bij de administratie, of hulp bij het doen van boodschappen.
En op 1 januari 2009 gaat een aantal nieuwe maatregelen in. Zoals het omvormen van ondersteunende en activerende begeleiding en behandeling tot twee functies: begeleiding en behandeling. Daarnaast verdwijnt de grondslag ‘psychosociaal’ uit de AWBZ. Verder wordt het gebruik van de AWBZ door jongeren met een licht verstandelijke handicap beperkt.
Belangrijkste doelstelling van al deze maatregelen is: het bieden van duidelijkheid en zekerheid over de beschikbaarheid van de zorg, nu én in de toekomst. Maar er is naar mijn idee meer aan de hand. Ik neem een maatschappelijke tendens waar die mij zorgen baart. De AWBZ is in de loop der jaren in zijn aard en omvang veranderd. Steeds meer mensen krijgen ondersteuning vanuit de AWBZ, in natura of via een persoonsgebonden budget.
Die ondersteuning is bijna altijd individueel gericht. De vraag is: moeten we toe naar een samenleving waarin elke vorm van hulp en ondersteuning vanaf al soms jonge leeftijd daadwerkelijk op individuele basis wordt verstrekt? Een maatschappij waarin ieder kind individuele begeleiding kan krijgen naar bijvoorbeeld school of de sportclub? Een samenleving waarin mensen en vaak ook jongeren al vanaf jonge leeftijd een medisch etiket opgeplakt krijgen?
Ik bedoel: als iemand vroeger niet goed kon meekomen op school, kreeg hij of zij een plekje op bijvoorbeeld de postkamer, Maar nu belandt die persoon op de wachtlijst voor de sociale werkplaats of voor de geestelijke gezondheidszorg. Daarom zijn die wachtlijsten nu ook zo lang.
Ik wil graag toe naar een andere visie op de maatschappij. Een maatschappij waarin ieder kind in een veilige omgeving kan opgroeien. Dat is natuurlijk voor een belangrijk deel de verantwoordelijkheid van de ouders, maar ook de school, de naschoolse opvang, de sportclub, de buurt spelen daarin een belangrijke rol.
En in sommige gevallen ook de gemeenten. Want die kunnen bepaalde zaken heel goed collectief aanpakken. Neem Almere. Het adagium van Almere is: van beperkingen naar potenties, naar eigen regie. In de praktijk houdt dat in dat als een inwoner van die gemeente ondersteuning nodig heeft, eerst wordt gekeken waaraan hij of zij precies behoefte heeft. Vervolgens gaat die man of vrouw daarmee naar een voorzieningenwarenhuis, waar alle vormen van professionele en vrijwillige ondersteuning zijn ondergebracht. De persoon in kwestie kan dan zelf afwegen of hij gebruik wil maken van professionele of van vrijwillige ondersteuning. Dat spreekt mij zeer aan, want op die manier wordt gezocht naar oplossingen die aansluiten bij wat iemand nog wél kan.
Een ander mooi voorbeeld in dit verband is het project ‘Sociaal vangnet in de buurt’ in Hoorn. Dat project is erop gericht ouderen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen buurt te laten wonen. Dat gebeurt met de inzet van vrijwilligers, jongeren en andere betrokkenen uit de buurt. Op die manier wordt de vereenzaming van ouderen tegengegaan en leren jongeren iets over waarden. Een mooie combinatie van zorg voor kwetsbaren en het bieden van een perspectief aan anderen, oftewel een combinatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand.
Er zijn meer van dergelijke initiatieven, zoals de inzet van langdurig werklozen bij boodschappenbegeleidingsdiensten of klussendiensten, maatjesprojecten waarin leerlingen van een klas optreden als mentor voor een kind met problemen en allerlei sport- en spelactiviteiten in de buurt met ondersteuning van buurtbewoners en vrijwilligers. Ik wil er maar mee zeggen dat er genoeg mogelijkheden zijn om zowel jongeren als ouderen het steuntje in de rug te geven dat ze nodig hebben. Zonder dat je het direct in de medische oplossingen zoekt.
Als iemand aangeeft eenzaam te zijn en niet meer zo goed ter been, dan is de simpelste oplossing zo iemand een scootmobiel te geven. Maar daarmee los je lang niet altijd het eigenlijke probleem op. Je kunt er dan als gemeente beter voor zorgen dat er ergens een ontmoetingsplek komt in bijvoorbeeld een buurthuis. Gemeenten hebben soms wat al te rigoreus op dit soort welzijnsachtige activiteiten bezuinigd. Met als gevolg dat sommige van die activiteiten langzamerhand onder de AWBZ-paraplu zijn geschoven.
Ik vind dat ze weer terugmoeten naar de plek waar ze van oudsher thuishoren. Dat geldt bijvoorbeeld ook als iemand door omstandigheden niet meer zelfstandig boodschappen kan doen. Dan hoeft echt niet altijd direct Tafeltje Dekje of een andere maaltijdservice te worden ingeschakeld. Het kan ook de buurman of buurvrouw zijn die de boodschappen haalt, of je laat je boodschappen thuisbezorgen. En desnoods regelt de gemeente dat er een vrijwilliger is die met die mijnheer of mevrouw naar de winkel gaat. Ik wil maar zeggen: er zijn vaak genoeg alternatieven voordat je terugvalt op de zorg.
Dames en heren,
Ik heb genoeg gepraat. Ik wil nu ook graag van u horen hoe u over de toekomst van de langdurige zorg denkt. Daarom gaan we zo meteen met elkaar discussiëren aan de hand van vijf thema’s. Ik noem ze even kort:
1. Solidariteit en houdbaarheid. Kunnen we volgens u met de voorgestelde maatregelen de kwaliteit van de zorg verhogen, de kosten beheersen en de solidariteit van de premiebetalers garanderen?
2. Versterken van de positie van de cliënt. Met de zorgzwaartepakketten volgt het geld de cliënt naar de instelling van zijn keuze. Ziet u nog meer mogelijkheden om de positie van de cliënt te versterken?
3. De kwaliteit van de zorg. Alle randvoorwaarden om kwalitatief goede zorg te leveren zijn volgens mij nu aanwezig. Als een instelling het nu niet goed doet, ligt dat aan de instelling zelf. Of ziet u dat anders?
4. Keuzevrijheid en diversiteit van wonen. Hoe ziet volgens u de ideale woonsituatie voor mensen die langdurig zorg nodig hebben er over, pakweg, 40 jaar uit?
5. Bureaucratie en vermindering van administratieve lasten. Hoe kan de uitvoering van de zorg verder worden vereenvoudigd?
Ik ben erg benieuwd naar uw opvattingen. Dank u wel.