Reactie op brief quick scan speelvoorzieningen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG-CB-U-2855113

1 september 2008

Bij brief van 2 juni jl. heeft de algemene commissie voor Jeugd en Gezin een reactie gevraagd op de brief van dhr. Ernsting aangaande quick scan speelvoorzieningen. Ik voldoe graag aan dit verzoek en reageer met deze brief mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

De quick scan speelvoorziening is in het kader van de Sponsor Bingo Loterij uitgevoerd om inzicht te krijgen in het voor kinderen in gemeenten beschikbare speeloppervlak. De informatie die de quick scan heeft opgeleverd is gebruikt ten behoeve van de campagne voor de Grootste Bingo Ooit van mei jl. die in het teken stond van de uitbreiding van speelgelegenheid voor kinderen.

Als Minister voor Jeugd en Gezin en als Minister voor Wonen, Wijken en Integratie vinden wij het van groot belang dat kinderen kunnen opgroeien in een kindvriendelijke woon- en leefomgeving. Initiatieven als die van de Sponsor Bingo Loterij dragen hier in belangrijke mate aan bij. Zoals ook in de inleiding van de quick scan te lezen valt was de campagne gericht op het publiek en gemeenten. De gemeenten zijn allereerst verantwoordelijk om de openbare ruimte kindvriendelijk in te richten. Met informatie uit de quick scan kunnen de lokale bestuurders aan de slag om de situatie voor kinderen in hun gemeenten te verbeteren.
Ik constateer dat gemeenten dit ook in toenemende mate oppakken. Zo heeft bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam een concreet plan opgesteld om een aantal wijken in de stad kindvriendelijker te maken.

Gemeenten worden hiertoe vanuit het Rijk op verschillende manieren gestimuleerd en gefaciliteerd. Ik noem een paar voorbeelden:

  • Op 14 april 2006 heeft de Minister van VROM een beleidsbrief buitenspeelruimte aan alle gemeenten gezonden ter nadere uitwerking van de Nota Ruimte op dit punt. In deze beleidsbrief worden gemeenten opgeroepen om drie procent van nieuw te ontwikkelen wijken te reserveren voor buitenspeelruimte.

  • Om het omgaan van gemeenten met de 3%-richtlijn en met het uitgebrachte handboek speelruimtebeleid te monitoren is in 2007 een nulmeting uitgevoerd. Uit deze nulmeting blijkt dat driekwart van de gemeenten (respons 51 %) een beleidskader voor het buitenspelen en ontmoeten in openbare ruimte hanteert.

    Bijna driekwart van de gemeenten heeft een norm voor de aanleg van speelruimte in nieuwe woongebieden. Bij ruim een kwart van de gemeenten heeft de beleidsbrief invloed op het vigerende beleid en wordt de 3% richtlijn in het beleid verwerkt. De meeste andere gemeenten geven aan dat het vigerende beleid al voldoet en dat de beleidsbrief geen aanleiding is voor nieuwe maatregelen.

  • In april jl. heeft de Minister van VROM de nationale aanpak milieu en gezondheid aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarin kondigt het kabinet een uitvoeringsplan aan met aandacht voor het gezond ontwerpen en inrichten van de leefomgeving; binnen dit thema wil het kabinet uitdrukkelijk aandacht geven aan de jeugd.

  • Het kabinet stimuleert met de impuls Nationaal Actieplan Sport en bewegen dat ook voor jongeren de omgeving meer beweegvriendelijker wordt.

  • Het Ministerie van LNV – i. s.m. VROM, de G31 en maatschappelijke organisaties - geeft een impuls voor een meer groene omgeving o.a. met het programma Groen en de Stad. Dit programma stimuleert de realisatie van stadsparken, speelweiden, trapveldjes en natuurgebieden. Bovendien is er een kennisplatform opgericht: www.groenendestad.nl om informatie over projecten en onderzoeken uit te wisselen.

  • Het Programma Jeugd, Natuur, Voedsel en Gezondheid van LNV heeft tot doel dat in één schoolgeneratie jeugd in Nederland kennis heeft over eten en de groene omgeving. Over dit programma en de aanpak is de Tweede Kamer per brief van 9 oktober 2007 geïnformeerd.

  • Daarnaast heeft de Raad voor het Landelijk Gebied recent het advies “Groen opgroeien” uitgebracht.

  • TNO heeft met subsidie van VWS onderzocht welke factoren een speelplek tot een succes kunnen maken en heeft hierover het rapport playground van de toekomst uitgebracht.

Daarnaast zijn er ook veel andere initiatieven in het veld. Zo is bijvoorbeeld recentelijk het advies “Inspiratie voor kindvriendelijke wijken” van het kennisplatfom Verkeer en Vervoer over bewegen, verplaatsen en spelen uitgebracht. In deze uitgave zijn veel uiteenlopende partijkvoorbeelden van een kindvriendelijker leefomgeving opgenomen ter inspiratie van lokale bestuurders.

Als Minister voor Jeugd en Gezin ondersteun ik deze initiatieven van harte omdat een kindvriendelijke leefomgeving een belangrijke voorwaarde is voor een goede ontwikkeling van kinderen. In het kader van de krachtwijkaanpak wordt door Jeugd en Gezin samen met WWI, beoordeeld of de gemeente in hun plannen voor de krachtwijken ook concrete voorstellen doen om hun wijk(en) kindvriendelijker te maken. Veel gemeenten doen dat door speel(tuin)voorzieningen aan te leggen, sport in de wijk te bevorderen en het aanbod van buitenschoolse activiteiten uit te breiden. Inmiddels hebben ook vele maatschappelijke partners zich verbonden aan het vergroten van de kindvriendelijkheid binnen de wijkaanpak en zetten hier hun schouders onder. Dit betreffen ondermeer de NUSO (landelijke vereniging speeltuinen), Jantje Beton, Fietsersbond, Johan Cruyff Foundation, Richard Krajicek Foundation etc. Ik blijf ook samen met de Minister voor WWI in gesprek met de betreffende gemeenten gedurende de hele looptijd van de Krachtwijkenaanpak, tot en met 2017.

Voor Jeugd en Gezin staat voorop dat jongeren ook daadwerkelijk inspraak hebben in hun leef- en woonomgeving. Deze doelstelling is ook opgenomen in mijn programma Alle Kansen voor Alle Kinderen. Ik stimuleer jongerenparticipatie onder meer door het vanaf 2008 jaarlijks uitreiken van een prijs aan de gemeente met het beste initiatief op het gebied van jeugdparticipatie.

Verder heb ik recent de gemeente Rotterdam financieel ondersteund om Rotterdam Europese Jongerenhoofdstad 2009 te kunnen realiseren. Het programma van deze stad is er op gericht dat jongeren ook echt kunnen meedoen. In mijn brief van 11 juni jl. heb ik u hierover geïnformeerd (DJenG/AJG-2851621).

Om goed zicht te houden op alle initiatieven is vanuit mijn programmaministerie een ambtelijk platform kindvriendelijke woon- en leefomgeving ingericht waarin de verschillende departementen informatie uitwisselen en waar afstemming van beleid kan plaatsvinden. De VNG, als vertegenwoordiger van het netwerk Childfriendly cities in Nederland, neemt hieraan ook deel.

Zoals ik u al eerder heb aangekondigd zal ik dit najaar een nota over gezonde jeugdcultuur uitbrengen. Het belang van een kindvriendelijke woon- en leefomgeving en de noodzaak van een integrale aanpak hiervan zal ook in deze nota aan de orde komen. Daarin zal ik ook ingaan op het vervolg van de hiervoor toegelichte nulmeting naar de wijze waarop gemeenten omgaan met het handboek speelruimte en de 3% richtlijn.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet