Antwoorden op Kamervragen verpakkingenbelasting

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk): 2070816460

Ons kenmerk: DV 2008-00301 M

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen van het lid Remkes (VVD) over de verpakkingenbelasting.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Remkes (VVD) over de verpakkingenbelasting (ingezonden 2 april 2008).

Vraag 1

Kent u het bericht dat supermarkten vrezen dat de prijzen van hun producten met één procent stijgen als gevolg van de invoering van de verpakkingenbelasting?

Vraag 2

Is dit een juiste inschatting door het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)?

Vraag 3

Wat is uw oordeel over de koopkrachteffecten hiervan?

Het bericht van het CBL dat de verpakkingenbelasting zou leiden tot een stijging van de prijzen met 1% is mij bekend. Ik ben het echter niet eens met deze schatting. CBL is waarschijnlijk tot deze schatting gekomen door de opbrengst van de verpakkingenbelasting (in 2008: € 240 mln) te relateren aan de omzet van de supermarktbranche (over 2007 ongeveer € 26 mrd). De supermarktbranche is echter zeker niet de enige sector waar de verpakkingenbelasting zal worden betaald. De verpakkingenbelasting zal in alle producerende sectoren een rol spelen. Om die reden is de invloed van de verpakkingenbelasting op de koopkracht ook veel lager. Bij de berekening van de koopkrachteffecten van het Belastingplan 2008 is aan de verpakkingenbelasting een negatief koopkrachteffect van 0,05% toegerekend. Verder is voor het prijseffect van belang in welke mate de verpakkingenbelasting wordt doorberekend en wat voor soort verpakkingen en hoeveel verpakkingsmateriaal worden gebruikt. Dit kan voor goedkope producten met veel verpakkingsmateriaal wel leiden tot een prijseffect van rond de 1% maar voor duurdere producten met weinig verpakkingsmateriaal zal dit veel lager zijn.

Vraag 4

Kunt u thans een nadere kwantificering geven van de gevolgen voor het bedrijfsleven in termen van verhoging van de administratieve lastendruk?

Volgens de standaard kostenberekening voor de administratieve lasten zijn de administratieve lasten van de verpakkingenbelasting berekend op € 0,85 mln. Zoals aangegeven in het spoeddebat van 12 maart was daarbij uitgegaan van de situatie dat bedrijven al beschikte over een verpakkingenadministratie als gevolg van het Verpakkingenbesluit. Gebleken is dat die administratie echter vaak nog niet was ingericht. Bedrijven ervaren daarom logischerwijs de introductie van de verpakkingenbelasting als een grotere lastenvermeerdering. Daarbij speelt ook mee dat de Belastingdienst naar verwachting van de bedrijven wellicht wat strenger op de compliance zal toezien dan tot nu toe bij het Verpakkingenbesluit gebruikelijk was. Desalniettemin is dat dus niet echt een lastenvermeerdering ten opzichte van de situatie die er al had moeten zijn. Om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden, zijn er meteen met het bedrijfsleven gesprekken gestart over de wijze waarop de administratie zou moeten worden ingericht. Ook hierover heb ik met Kamer van gedachten gewisseld tijdens het spoeddebat van 12 maart. Ik heb dat nog verder verduidelijkt in mijn brief van 27 maart over de relatie tussen de verpakkingenbelasting en het Verpakkingenbesluit. In die brief heb ik tevens aangegeven dat de Belastingdienst binnen enkele weken meer concrete informatie zal geven over hoe een bedrijf zijn administratie kan inrichten om te voldoen aan de vereisten van de verpakkingenbelasting. De belastingplichtige zal daardoor meer duidelijkheid krijgen over wat in administratieve zin van hem wordt verwacht.

Vraag 5

Bent u bereid voorstellen aan de Tweede Kamer te doen om invoering in ieder geval vooralsnog op te schorten?

De verpakkingenbelasting is al per 1 januari 2008 in werking getreden. Deze kan dus niet meer worden opgeschort. Zoals aangegeven tijdens het spoeddebat van 12 maart is het moment van het indienen van de eerste schattingsopgaaf al opgeschoven naar 1 juli om de belastingplichtigen zo de mogelijkheid te geven goed te bekijken wat de verpakkingenbelasting voor hun betekent. Tevens zal er voor die tijd meer duidelijkheid worden gegeven over een aantal vragen die nu leven, zoals de inrichting van de administratie. Ten slotte is nog van belang dat de eerste aangifte pas voor 1 april 2009 hoeft te worden gedaan.