Verantwoord generatiebewust beleid
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: AFEP 2008-420
Onderwerp: Verantwoord generatiebewust beleid
Geachte Voorzitter,
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwing van afgelopen najaar heb ik uw Kamer een nota toegezegd over het brede welvaartsbegrip, financiële houdbaarheid, de modellen van het Centraal Planbureau (CPB) en het effect van klimaatverandering op financiële houdbaarheid. Bijgaand treft u deze nota aan getiteld “Verantwoord generatiebewust beleid”. Het is niet mogelijk om in het bestek van deze nota inhoudelijk en technisch diep in te gaan op alle dossiers die relevant zijn voor generatiebewust beleid. De brief handelt over vier punten.
Ten eerste wordt conceptueel verhelderd hoe de begrippen generatiebewust beleid en financiële houdbaarheid zich tot elkaar verhouden. Kort samengevat betoogt de nota dat financiële houdbaarheid een essentiële en harde randvoorwaarde is voor generatiebewust beleid, maar dat generatiebewust beleid breder is dan alleen financiële houdbaarheid. Verantwoord generatiebewust richt zich op het optimaliseren van het niveau en de verdeling van welzijn over huidige en toekomstige generaties. Dit impliceert dat niet onverantwoord wordt ingeteerd op het economisch, ecologisch, menselijk, sociaal en cultureel kapitaal.
Ten tweede wordt ingegaan op de kwaliteiten en beperkingen van de vergrijzingssommen van het CPB. Deze vergrijzingssommen leveren een goed technisch beeld van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid, en daarmee van de harde financiële randvoorwaarden voor generatiebewust beleid. Deze (technische) sommen hebben echter alleen op de (financiële) herverdeling over generaties via de overheid (netto profijt van de overheid) en houden geen rekening met andere trends en factoren die de welvaart en het welzijn van generaties beïnvloeden. Het kabinet acht het echter, mede op aangeven van de planbureaus, niet zinvol en haalbaar de houdbaarheidssommen te verbreden tot een integrale intergenerationele welvaartsanalyse. Een dergelijk “supermodel” impliceert namelijk dat er een objectieve weging moet worden gemaakt van het relatieve belang van bijvoorbeeld biodiversiteit, inkomensongelijkheid of materiele welvaart. Dergelijke uiteenlopende waarden en belangen zijn moeilijk op één noemer te brengen en bovendien versluiert dat de (politieke) afwegingen die moeten worden gemaakt. Uiteraard blijft het wel belangrijk over goede informatie over alle relevante factoren te beschikken om deze afwegingen op een onderbouwde en navolgbare manier te kunnen maken.
Ten derde gaat de nota in op het effect van klimaatverandering op financiële houdbaarheid. Dit gebeurt door na te gaan wat het kost om de waterveiligheid in Nederland voor toekomstige generaties op het huidige peil te houden. Op basis van de nu beschikbare kwantitatieve informatie lijkt het effect van klimaatverandering op financiële houdbaarheid beperkt. Het kabinet deelt het oordeel van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) en CPB dat op basis van de huidige inzichten het daarom weinig zinvol klimaatverandering in te bouwen in de houdbaarheidssommen van het CPB. Hierbij moet worden aangetekend dat er enkel kostenramingen beschikbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering op primaire waterkeringen (zeedijken) en het beeld dus nog niet volledig is.
Tot slot wordt besproken hoe door het kabinet en de planbureaus gewerkt wordt aan betere informatie voor generatiebewust beleid, die steun biedt bij het maken van de relevante politieke afwegingen en keuzes. Voor het ondersteunen van de relevante politieke afwegingen is het bijeenbrengen van kennis uit verschillende disciplines nodig. De planbureaus en het Centraal Bureau voor de Statistiek zullen op verzoek van het kabinet in onderlinge samenwerking eind 2008 de ee rste versie van een jaarlijks te verschijnen duurzaamheidsmonitor publiceren. Daarnaast wordt bijvoorbeeld door het CPB in deze kabinetsperiode gewerkt aan een vernieuwde vergrijzingsstudie en een actualisatie van de houdbaarheidssommen.
Hoogachtend,
de Minister van Financiën,
Wouter Bos