Agenda Eurogroep en Ecofin 3 en 4 maart en verslag 11 en 12 februari 2008
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: BFB 2008-311M
Geachte voorzitter,
Overeenkomstig de toezegging van de Staatssecretaris van Europese Zaken doe ik u hierbij de agenda toekomen van de Ecofin Raad van 4 maart a.s., voor zover thans bekend. Tevens zend ik u de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofin Raad van 3 en 4 maart. Bij deze brief ontvangt u eveneens het verslag van de vergadering van de Eurogroep en Ecofin van 11 en 12 februari te Brussel.
Tijdens het Algemeen overleg van 7 februari heb ik toegezegd terug te komen op het EU-trendrapport en de EFRO-problematiek inclusief de BTW-compensatie. Er stond met de commissie Rijksuitgaven een Algemeen overleg over het EU-Trendrapport 2008 gepland op 28 februari. Dit overleg is naar ik heb begrepen uitgesteld tot een later moment in het voorjaar, mede in afwachting van de Nationale verklaring 2008 en het oordeel van de Algemene Rekenkamer daarover. Tijdens dat overleg en in de voorbereiding daarvan kan het EU-trendrapport uitgebreid aan de orde komen. Vooruitlopend daarop kan ik u wel aangeven dat ik het algemene beeld van het EU-trendrapport over de situatie in de EU inzake de EU-uitgaven deel. Hoewel er op onderdelen van de EU-begroting (o.a. landbouw en eigenmiddelen) duidelijke verbeteringen zichtbaar zijn, is er bij ongeveer 50% van de EU-uitgaven 2006 een foutenpercentage van 2% of hoger geconstateerd. De problemen spitsen zich met name toe op de structuurfondsen (ca 30% van de uitgaven) en het interne beleid ( ca. 8% van de uitgaven). Tegen deze achtergrond en het feit dat de raadconclusies onvoldoende concrete stappen tot verbetering bevatten, heb ik, mede met uw steun, in het ECOFIN van 12 februari jl als enige tegen de dechargeconclusies voor de EU-begroting 2006 gestemd. Daarbij heb ik nadrukkelijk de kritiek geadresseerd aan de lidstaten die zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Deze boodschap heeft ook de nodige media-aandacht gekregen. Een aantal lidstaten (m.n. Denemarken en Zweden) hebben deze kritiek gesteund. Zij zijn nu akkoord gegaan, maar dat zal moeilijk worden als verbeteringen niet gebeuren.
Wat betreft de EFRO-problematiek zijn wij thans in nauw overleg met de Commissie bezig zaken goed in beeld te brengen. Deze problematiek en de aanpak is ook uitvoering aan uw Kamer gemeld. De problemen bij EFRO zijn ontstaan door te kort schietend toezicht op de uitvoering van financieel beheer bij de regionale beheersautoriteiten (provincies), verkeerde interpretatie richtlijnen over Europees aanbesteden en ontoereikende controles door provincies in de periode 2000-2006. Er wordt nu samen met de Commissie een nationaal actieplan uitgevoerd. Deze behelst o.a. een steekproef over rechtmatigheid van de bestedingen in de oude programmaperiode 2000-2006. Met de Commissie is afgesproken dat de resultaten van de steekproef midden maart 2008 beschikbaar zullen zijn. Deze vormt de basis voor overleg over de potentiële financiële correctie. We moeten dit afwachten voordat we hierover uitspraken kunnen doen.
Wat betreft de BTW-problematiek vindt de Commissie dat de in Nederland bij het BTW-Compensatiefonds (BCF) gecompenseerde BTW geen subsidiabele kosten zijn voor financiering uit de Europese structuurfondsen. Nederland is van mening dat gemeenten en provincies op macro niveau zelf de financiering van het BCF dragen via een korting op de algemene uitkering via het gemeente- of provinciefonds. Er is dan ook geen sprake van “dubbel-declareren”. De Commissie steekt in op gemeentelijk (micro) niveau. Voor individuele gemeenten en provincies kan het bedrag aan compensabele BTW niet exact overeen komen met de voor hen geldende korting op de algemene uitkering.
Hangende de discussie met de Commissie ten principale, is zekerheidshalve een correctie op de declaraties voor EFRO-projecten bij Brussel doorgevoerd. Verder is in juni 2007 een onderzoek gestart om de compensabele BTW, die in Brussel in rekening is gebracht, in kaart te brengen voor alle structuurfondsen. De onderzoeksresultaten zijn omstreeks het voorjaar (2008) bekend.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos