Antwoorden op kamervragen van Leijten over onnodige medicatie voor gehandicapten
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/KZ-U-2867550
20 aug 2008
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker, mede namens minister Klink, op de vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over onnodige medicatie voor gehandicapten (2070825710).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel over onnodige medicatie voor gehandicapten?
Antwoord 1
Het vraagstuk dat in het betreffende artikel aan de orde is gesteld, is mij bekend. Daarom ook is "medicatieveiligheid" een thema in het programma Veiligheid in de langdurige zorg dat ik 10 december 2008 naar de Tweede Kamer heb gezonden (DLZ/KZ-2815135) en een item in "Zorg voor Beter". De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft in het werkplan voor 2009 een thematisch toezicht medicatieveiligheid opgenomen. Zie ook antwoord vraag 4.
Vraag 2
Bent u van mening dat het verschil in gebruik van antipsychotica in instellingen (40 procent) en gezinsvervangende tehuizen (15 procent) kan liggen aan het verschil in werkdruk in instellingen en gezinsvervangende tehuizen? Zo ja, bent u bereid om de werkdruk in instellingen te verlichten? Zo ja, welke maatregel gaat u nemen? Zo neen, waarom niet?
Vraag 3
Bent u van mening dat het verschil in gebruik van antipsychotica in instellingen (40 procent) en gezinsvervangende tehuizen (15 procent) kan liggen aan de mate van toezicht op bewoners vanwege de groepsgrootte? Zo ja, bent u bereid de groepsgrootte in instellingen te verkleinen of er bij instellingen op aan te dringen dat zij de groepsgrootte verkleinen?
Antwoord 2 en 3
Het is zeer aannemelijk dat het verschil in het gebruik van antipsychotica in instellingen ten opzichte van gezinsvervangende tehuizen (gvt's) het gevolg is van het verschil in cliëntenpopulatie. Cliënten die aangewezen zijn op intramuraal verblijf en behandeling in een instelling hebben vaker te kampen met psychische problemen en daaruit voortvloeiende gedragsproblematiek dan cliënten die verblijven in gvt's. Ik zie hierin dan ook geen aanleiding om maatregelen te overwegen ten aanzien van werkdruk of groepsgrootte.
Vraag 4
Bent u bereid te onderzoeken hoe het kan dat gehandicapten antipsychotica blijven gebruiken als dat niet meer nodig is? Zo ja, wilt u daarbij het voorschrijfbeleid van instellingen en gezinsvervangende tehuizen vergelijken? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals in het desbetreffende artikel al vermeld staat, is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) al bekend met het vraagstuk. Het komend jaar vormt het medicatiebeleid van instellingen onderwerp van thematisch toezicht door de Inspectie. Daarbij worden onderwerpen als evaluatie van het gebruik en het voorschrijfbeleid expliciet meegenomen. Voor verschillen in voorschrijfbeleid bij instellingen en gvt's verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Vraag 5
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat het onnodig gebruik van antipsychotica kan worden verminderd door meer personeel, betere diagnoses en meer wetenschappelijk onderzoek? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen op deze drie vlakken? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Ik kan niet op basis van deze informatie de door u weergegeven conclusie van de onderzoekers geheel of gedeeltelijk bevestigen of weerleggen. Ongetwijfeld kunnen verbeteringen in de diagnostiek en meer wetenschappelijk inzicht in de werking van bepaalde medicijnen leiden tot aanpassingen in het voorschrijven van die medicijnen. Het zal mede afhangen van de praktische bevindingen van de Inspectie welke stappen eventueel genomen dienen te worden en door wie.