Antwoorden op kamervragen van Thieme over besmet biologisch vlees
De voorzitter van de Tweede Kamer
Der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-K-U-2867556
18 augustus 2008
Antwoorden van minister Klink, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op de vragen van het Kamerlid Thieme (PvdD) over besmet biologisch vlees. (2070825750).
Vraag 1
Kent u het bericht “Risico’s biologisch vlees”? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe groot de gevaren voor de volksgezondheid moeten worden geacht in termen van aantallen besmettingen, aantallen gevolgen in termen van ernstige ziekte of overlijden van besmettingen met trichinose en toxoplasmose, onderverdeeld naar beide ziekteverwekkers?
Antwoord 2
In het artikel in Parool wordt gesproken over de risico’s voor trichinose en toxoplasmose vanwege de consumptie van producten vanuit de biologische veehouderij. Hoewel het risico van trichinose vanwege besmetting via varkens uit de biologische veehouderij groter moet worden ingeschat dan van varkens uit de intensieve veehouderij, is er nauwelijks gevaar. In de afgelopen jaren zijn geen gevallen van trichinose bij de mens voorgekomen. Ook in de dieren zijn nauwelijks de ziekteveroorzakende larven van de parasiet Trichinella gevonden.
Voor wat betreft toxoplasmose ligt het iets gecompliceerder. In Nederland is ongeveer 40 procent van de bevolking in zijn leven met de parasiet in aanraking is geweest; deze mensen hebben antilichamen tegen Toxoplasma in het bloed. Slechts een klein deel daarvan heeft ziekteverschijnselen ondervonden. Het is echter niet precies bekend hoeveel mensen dat betreft.
Vraag 3
Deelt u de mening dat besmetting met toxoplasmose eerder moet worden toegeschreven aan het relatief hoge aantal katten dat Nederland telt dan aan het feit dat dieren in de biologische veehouderij buiten lopen? Zo ja, bent u voornemens de onderzoekers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) op dit andere oorzakelijk verband te wijzen ter voorkoming van onjuiste berichtgeving? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Nee, deze mening deel ik niet. Het is niet goed bekend welk deel van de mensen besmet is geraakt door het eten van besmet vlees en welk deel van de mensen besmet is geraakt via de ontlasting van katten (dit kan gebeuren via besmette aarde of besmet zand, maar óók indirect via de voeding).
Ik ben niet voornemens nadere studies te doen naar de fractie die moet worden toegeschreven aan het hoge aantal katten versus de besmetting via de biologische veehouderij. Deze inzichten zullen namelijk niet leiden tot aanvullende of gewijzigde interventies. De interventies tot nu toe richten zich op het voorkomen van infecties via beide routes. In de voorlichting wordt er namelijk op gewezen dat zwangere vrouwen contact met ontlasting van katten (direct en indirect) moeten vermijden en ook dat de consumptie van rauw vlees moet worden vermeden.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe de risico’s op besmetting met toxoplasmose en trichinose enerzijds zich verhouden tot meer met de intensieve veehouderij in verband gebrachte besmetting van mensen via ziekten als Q-koorts, MRSA, Salmonella, E-coli en Campylobacter?
Beide houderijvormen; de intensieve en de biologische, brengen specifieke risico’s met zich mee. De genoemde pathogenen kunnen ieder specifieke ziekteverschijnselen veroorzaken. De ziekteverschijnselen van toxoplasma kunnen ernstig zijn (oogafwijkingen en afwijkingen bij de foetus van geïnfecteerde zwangere), als ook de verschijnselen van infecties met (de vaker op biologisch pluimveevlees gevonden) Campylobacter. Maar ook de meer aan de intensieve veehouderij gekoppelde ziekten kunnen ernstige risico’s met zich mee brengen. Bijvoorbeeld kan een specifieke E. coli (STEC) besmetting bij kleine kinderen ernstige nierafwijkingen veroorzaken. Verder wordt vooral de ongunstige ontwikkeling van antibioticaresistentie als probleem gezien van de intensieve veehouderij. Tenslotte blijkt ook Salmonella vaker voor te komen in pluimveevlees geproduceerd in de intensieve veehouderij dan in biologisch geproduceerd pluimveevlees. Ook kunnen infecties vanuit beide houderijsystemen zonder ziekteverschijnselen voorbijgaan.
Het is dus niet mogelijk om risico’s uit de intensieve veehouderij te vergelijken met risico’s uit de biologische veehouderij.
Vraag 5
Kunt u deze verhouding kwantificeren naar ziekteverwekker en aantal menselijke slachtoffers en termen van ziekte en overlijden? Zo neen, waarom niet en bent u bereid daarnaar onderzoek te doen instellen?
Antwoord 5
Het is onmogelijk de bovengenoemde verhouding nader te kwantificeren naar ziekteverwekkers en aantal menselijke slachtoffers in termen van ziekte en overlijden. Via een meldingssysteem bij de Voedsel en Warenautoriteit en de Inspectie Gezondheidszorg krijgt het RIVM jaarlijks voedselinfecties doorgemeld. Veelal is niet bekend of de bron van infectie een biologisch of een regulier product is geweest. Ik ben ook niet voornemens hier nader onderzoek naar te doen, omdat ik geen aanwijzingen heb dat hier andere of aanvullende interventies nodig en mogelijk zijn.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het tot nadenken zou moeten stemmen wanneer men tot de conclusie zou komen dat de samenleving het zich niet meer zou kunnen veroorloven landbouwhuisdieren buiten te laten leven, maar slechts onder geconditioneerde omstandigheden?
Antwoord 6
Ik ben van mening dat er ruimte moet zijn voor de biologische en andere vormen van duurzame veehouderij, waarbij landbouwhuisdieren de mogelijkheid hebben buiten te leven. De consument wil de keuze kunnen maken voor de meer duurzaam geproduceerde (biologische) producten. De risico’s ten aanzien van de voedselveiligheid van duurzaam en biologisch geproduceerde producten zijn mijn inziens niet per definitie groter dan de risico’s van anderszins geproduceerde producten.
In de Europese Algemene Levensmiddelenwet is vastgelegd dat de producent als eerste verantwoordelijk is voor de (voedsel)veiligheid van zijn product. Hij dient dan ook zorg te besteden aan de specifieke risico’s die verband houden met de door hem gekozen productiewijze en deze op adequate wijze te borgen. De overheid zal toezien op de naleving van deze verplichting en houdt er zelf bij controles zoals de vleeskeuring, ook rekening mee. Het is dus mogelijk om op verschillende manieren veilig voedsel te produceren.
Vraag 7
Kunt u aangeven of en in hoeverre de besmettingen van en via dierlijke producten voor u een extra stimulans vormen om haast te maken met de transitie van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar een meer plantaardige landbouweconomie? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 7
Ik wil niet voorbijgaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de consument om voedsel zorgvuldig te bereiden. Ook wil ik niet voorbijgaan aan de keuzevrijheid van de consument.
Ik zie geen reden om vanwege de mogelijke voedselinfecties te streven naar een meer plantaardige landbouweconomie. De veiligheid van dierlijke producten is gewaarborgd. De risico’s ontstaan vaak door onzorgvuldige bereiding of behandeling van betreffende producten. Ik wil er overigens op wijzen dat ook het onzorgvuldig omgaan met plantaardig voedsel aanleiding kan zijn voor voedselinfecties.
1) Het Parool, 8 juli 2008 http://www.parool.nl/parool/nl/265/Gezondheid/article/detail/21858/2008/07/08/Risico-s-biologisch-vlees.dhtml