Antwoorden op kamervragen over verdienen aan de WOB
Antwoorden op kamervragen van de leden De Rouwe en Schinkelshoek (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over verdienen aan de WOB. (Ingezonden 2 juli 2008)
1. Vraag
Bent u bekend met verschillende pogingen 1) om te ‘verdienen’ aan de Wet Openbaarheid van Bestuur?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Is er in dit soort gevallen naar uw oordeel sprake van oneigenlijk gebruik van de wet?
2. Antwoord
Uit de bedoelde informatie van de VNG blijkt dat een adviesbureau rond de Kerst bij veel gemeenten een verzoek om informatie in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur heeft ingediend. Indien niet binnen de in de wet genoemde termijn van twee weken op het verzoek werd beslist, is door het adviesbureau bezwaar gemaakt. Daarbij is op grond van het Besluit proceskosten Bestuursrecht aanspraak gemaakt op vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Besluit proceskosten Bestuursrecht ziet uitsluitend op vergoeding van gemaakte kosten. Het is vanzelfsprekend niet de bedoeling dat met dit besluit geld wordt verdiend. Uit de informatie van de VNG blijkt dat de verzoeken om informatie door een stagiair van het adviesbureau zijn gedaan. Dit betekent dat geen sprake is van beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand en dat het adviesbureau dus ten onrechte om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand heeft verzocht. Gezien dit gegeven, het feit dat het verzoek om informatie rond de Kerst is gedaan en het feit dat er bij zeer veel gemeenten bezwaar is gemaakt met een verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, ben ik inderdaad van oordeel dat oneigenlijk gebruik is gemaakt van de wet.
3. Vraag
Ziet u mogelijkheden om tegen dit soort praktijken op te treden? Zo ja, bent u bereid stappen te ondernemen?
3. Antwoord
Voorop moet worden gesteld dat, zoals ook uit de beantwoording van vraag 2 blijkt, geen sprake was van voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Kort gezegd zijn bestuursorganen tot de vergoeding van met het indienen van een bezwaarschrift gemoeide kosten verplicht als een bezwaar gegrond is wegens een fout van het bestuursorgaan. Een bezwaar wegens het overschrijden van een beslistermijn dat gegrond wordt verklaard voldoet hieraan. Ik verwacht niet dat – in geval van het in de vraag bedoelde oneigenlijk gebruik – op grote schaal rechtsbijstand zal worden ingeschakeld. In dat geval bestaat ook geen aanleiding voor vergoeding van die kosten. Desalniettemin blijft het voor een bestuursorgaan van belang te bewaken dat, ook tijdens de kerstvakantie, de nodige maatregelen worden getroffen om termijnoverschrijding te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door de beslissing tijdig te verdagen. In dit verband is ook het initiatiefwetsvoorstel dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van belang. Dit wetsvoorstel is in november 2007 door de Eerste Kamer aanvaard. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kan een dwangsom worden verbeurd indien een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke voorgeschreven termijnen op een verzoek beslist. Naar aanleiding van de aanvaarding van dit wetsvoorstel is door het kabinet een inventarisatie gemaakt van de haalbaarheid van de in de wet genoemde termijnen voor de beantwoording van verzoeken. Vastgesteld is dat de termijn waarbinnen een bestuursorgaan dient te beslissen op een verzoek om informatie krachtens onder meer de Wet openbaarheid van bestuur in zeer brede kring wordt ervaren als te krap en te uniform. In de praktijk wordt die termijn in een groot aantal gevallen niet gehaald, terwijl dat lang niet altijd op te lossen valt door organisatorische maatregelen. Om die reden heeft het kabinet besloten de bekrachtiging van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen aan te houden tot de beslistermijn in onder meer de Wet openbaarheid van bestuur zodanig is gewijzigd, dat het in beginsel mogelijk moet zijn deze termijn te halen en een dwangsom dus kan worden vermeden. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 6 maart 2008 (Kamerstukken II, 29 934, nr. 24). Momenteel wordt een wetsvoorstel voorbereid voor de aanpassing van de in die brief genoemde termijnen, waaronder dus ook de termijn uit de Wet openbaarheid van bestuur. Ondertussen wordt breder geïnventariseerd waar zich bij wettelijke termijnen knelpunten voordoen. Mogelijk misbruik zou een dergelijk knelpunt kunnen zijn. In dat kader is ook de VNG om een reactie gevraagd. De VNG heeft dit specifieke geval bij haar reactie betrokken.
1) Zoals in Bolsward, waar een adviesbureau rond de Kerst om stukken (aanstellings- en benoemingsbesluiten) vroeg met de kennelijke bedoeling om een onkostenvergoeding
(euro 80,50) wegens overschrijding van de wettelijke ‘afdoeningstermijn’ van veertien dagen in de wacht te slepen. Het is een praktijk waar - blijkens informatie van de VNG - meer gemeenten mee te kampen hebben.