Knelpunten m.b.t. gebruik gebarentaal
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO/PO-2851489
12 augustus 2008
In de brief "Stand van zaken toezeggingen VWS" (met kenmerk DBO/ADV-2826783), die uw Kamer op 4 februari 2008 heeft ontvangen, is opgenomen dat ik u een brief zou doen toekomen over knelpunten met betrekking tot het gebruik van Nederlandse Gebarentaal.
Hierbij doe ik deze toezegging gestand, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma.
Op 6 oktober 2004 heeft er tussen de toenmalige staatssecretaris van VWS en de Tweede Kamer een algemeen overleg plaatsgevonden over erkenning van de NGT. Naar aanleiding van dit overleg heeft de staatssecretaris op 29 oktober 2004 een brief aan de Kamer gestuurd waarin zij haar standpunt over erkenning van de NGT nader toelicht. In deze brief benadrukt zij dat een algemene juridische erkenning van de NGT niet aan de orde is, omdat dit een ingewikkeld en zeer langdurig proces is en dat een dergelijke erkenning de feitelijke problemen niet oplost. De opties voor een algemene juridische (wettelijke) erkenning zijn bovendien beperkt.
Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat, als het gaat om gebruik van gebarentaal, de situatie in Nederland in vergelijking met andere landen vrij goed is. Het gebruik van de NGT is daarmee maatschappelijk en politiek al erkend.
In plaats van een algemene wettelijke erkenning van de gebarentaal als zodanig is dus gekozen voor een pragmatische benadering. Het uitgangspunt is dat dove mensen gebarentaal kunnen gebruiken. Als zich daarbij specifieke problemen zouden voordoen, zal hiervoor een oplossing worden gezocht. In eerste instantie zal dan worden bekeken of de oplossing kan worden geboden door het creëren van voorzieningen. Er is toen afgesproken dat als dit niet tot een oplossing leidt, zal worden bekeken in hoeverre een wettelijke regeling wel een oplossing zou kunnen bieden.
De inhoud van de brief van 29 oktober 2004 geldt op dit moment nog steeds.
In 2004 is ook afgesproken dat de dovenorganisaties een lijst zouden aanleveren met gebieden waarop zij problemen ondervinden bij het gebruik van gebarentaal. Organisaties hebben een tienpuntenlijst aangeleverd, die in de brief van 29 oktober 2004 is opgenomen. Naar aanleiding van die tienpuntenlijst is afgesproken dat de organisaties de door hen gesignaleerde knelpunten zouden concretiseren.
De tienpuntenlijst maakte namelijk onvoldoende duidelijk wat de specifieke problemen waren en wat er volgens de betrokken organisaties nodig zou zijn om deze op te lossen.
In de tussentijd hebben de ministeries van OCW en VWS enkele maatregelen genomen die het gebruik van NGT ten goede komen. Sinds 2006 ontvangt het Nederlands Gebarencentrum via het ministerie van OCW een structurele subsidie van VWS en OCW voor de ontwikkeling en het beheer van de NGT. Daarnaast heeft het ministerie van OCW middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de ontwikkeling van materiaal voor tweetalig onderwijs. Tot slot worden vanuit de Hogeschool Utrecht steeds meer doventolken “afgeleverd” (jaarlijks een toename van ongeveer 35 tolken), waardoor het tekort aan tolken langzamerhand wordt ingelopen.
Begin 2008 heeft Dovenschap een rapport aangeleverd over knelpunten in de communicatie en in het gebruik van gebarentaal in de sectoren onderwijs en zorg.
De komende periode zullen OCW en VWS met de dovenorganisaties met prioriteit in overleg treden over mogelijke oplossingen voor de in het rapport genoemde knelpunten. Over een tweetal in het rapport aangekaarte punten die het onderwijs betreffen - het symbiose-onderwijs en de vergoeding van een tolk voor personen ouder dan dertig jaar die een opleiding willen volgen - heeft reeds een eerste overleg plaatsgevonden tussen het ministerie van OCW en de betrokken organisaties. Ook de afspraak over de VW-thematiek is inmiddels gemaakt.
In het rapport wordt op verschillende plekken verwezen naar het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Zoals ik u in een eerdere brief heb geschreven (Kamerstukken II, 2007-2008, 24170, nr. 82), wordt op dit moment een analyse gemaakt van de consequenties van het Verdrag voor de Nederlandse wetten en regelingen. De uitkomst van deze analyse zal gebruikt worden ten behoeve van de Memorie van toelichting op de op te stellen Goedkeuringswet en vormt de basis voor de Invoeringswet. Bij deze analyse zal ik uiteraard ook aandacht besteden aan de positie van doven en de mogelijkheden voor het gebruik van gebarentaal.
U zult hierover zo spoedig mogelijk verder worden geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker