Reactie op motie Administratieve lastenverlichting voor ondernemers
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage
Ons kenmerk: DB 2006-00520 M
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van de motie van de Tweede Kamerleden Verhagen en Rutte met betrekking tot administratieve lastenverlichting voor ondernemers (Kamerstukken II 2006-07, 30 800, nr. 13) merk ik mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het volgende op.
In de motie wordt de regering verzocht “eenmansvennootschappen zonder personeel” de mogelijkheid te bieden tot kwartaalaangifte. De motie heeft het oog op de positie van besloten vennootschappen met als enig personeelslid de directeur en enig aandeelhouder (verder: de DGA). Door de verplichting met betrekking tot het loon van de DGA aangifte loonheffingen te doen, ontstaan administratieve lasten die er bij een andere rechtsvorm van de onderneming niet zouden zijn geweest.
Ik heb begrip voor de hiertegen gevoelde bezwaren en ik onderzoek, zoals ik hierna zal toelichten, een oplossing waarbij deze vennootschappen niet langer inhoudingsplichtig zijn voor de loonbelasting.
Een kwartaalaangifte voor de loonheffingen is echter niet de oplossing. Ik licht dit als volgt toe.
In de eerste plaats is het gezien de effecten in het algemeen onwenselijk kwartaalaangiften toe te staan. De werknemersgegevens van de maandelijkse loonaangifte worden opgenomen in de polisadministratie van UWV. De gegevens in de polisadministratie worden ook gebruikt door andere overheidsinstanties dan UWV en Belastingdienst. Het gaat onder meer om het CWI ten behoeve van de inschrijving van werklozen, het CBS ten behoeve van de statistieken en de sociale diensten om samenloop tussen bijstanduitkeringen en ander inkomen te signaleren. Door de nieuwe maandaangifte komen verschillende andere separate uitvragen aan de werkgever te vervallen, zoals de voorschot- en afrekeningsnota van UWV, de Melding sociale verzekeringen, de uitvraag van loongegevens ten behoeve van de uitkeringsvaststelling door UWV, de CBS-enquête “Werkgelegenheid en Lonen”, de Jaarloonopgaaf sociale verzekeringen van UWV en de loonbelastingkaarten van de Belastingdienst. Met de per 1 januari 2006 ingevoerde loonaangifte nieuwe stijl is beoogd de administratieve lasten van werkgevers te beperken. Het is dus de bedoeling - op grond van het principe “ eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik” - dat andere overheidsinstanties de gegevens vanuit de polisadministratie hergebruiken. De aangiftefrequentie van een maand is afgestemd op dit gebruik van de gegevens door de verschillende partijen. Met een verlaging van de frequentie zou juist weer extra uitvraag bij de werkgevers door die partijen nodig zijn, met extra administratieve lasten van dien.
In de tweede plaats is het feitelijk niet mogelijk te voldoen aan de vraag in de motie om een kwartaalaangifte voor de loonheffingen mogelijk te maken. Het heffingssysteem voor de loonheffingen is geheel opgebouwd vanuit de filosofie van de maandaangifte. Een al dan niet facultatieve kwartaalaangifte grijpt zodanig in die filosofie in dat de kwartaalaangifte in feite zal moeten leiden tot nieuwbouw van het nog in ontwikkeling zijnde heffingssysteem. Gerekend vanaf het tijdstip waarop dit systeem is afgebouwd (naar verwachting eind 2007) vergt zo’n nieuw, stabiel systeem ongeveer vijf jaar bouwtijd.
Om aan het doel van de motie tegemoet te komen, overweeg ik het loon van de DGA alleen door middel van aanslagen aan inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet te onderwerpen. De BV heeft dan niet meer met de loonheffingen te maken. Daarmee ontstaat een administratieve lastenverlichting. Aan te betalen heffingen over het loon gaat de DGA er in beginsel niet op voor- of achteruit.
Een dergelijke wijziging impliceert dat het loon van de DGA niet meer wordt opgenomen in de polisadministratie. Dat is in dit geval geen overwegend bezwaar omdat de DGA niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen.
Wetstechnisch kan een dergelijke wijziging vorm worden gegeven door de BV van de DGA niet als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting aan te merken. Het loon van de DGA wordt in de inkomstenbelasting belast, waarbij het loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting wordt vastgesteld. Dit betekent bijvoorbeeld dat kosten die door de DGA ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking zijn gemaakt belastingvrij kunnen worden vergoed en dat een pensioenregeling in eigen beheer mogelijk blijft. Ook van toepassing blijven de bepalingen die gericht zijn tegen het om fiscale redenen door een DGA uitstellen of afstellen van te belasten loon. De fiscale positie van de DGA wijzigt, zoals gezegd, in beginsel niet.
Met betrekking tot de zogenoemde eindheffingsbestanddelen geldt echter een uitzondering op deze regel. Eindheffing (waarbij de inhoudingsplichtige de loonbelasting zelf verschuldigd is) is dan niet meer mogelijk. Deze eindheffingsbestanddelen zal de DGA dus in de aangifte inkomstenbelasting moeten gaan verantwoorden.
Het is in beginsel mogelijk om op korte termijn een wetsvoorstel van deze strekking ter advisering aan de Raad van State voor te leggen. Daarvoor is ook voldoende tijd omdat een dergelijke wetswijziging niet met ingang van 1 januari 2007 kan worden ingevoerd. Om te voorkomen dat DGA’s de inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet met vertraging betalen, moeten tijdig (telkens in januari van het lopende kalenderjaar) juiste voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet worden opgelegd. Dat is ingaande 2008 mogelijk. De voor de voorlopige aanslagen benodigde gegevens moeten in het jaar 2007 worden verzameld, waarna begin 2008 de voorlopige aanslagen tot het juiste bedrag kunnen worden opgelegd. Overigens vergt het afschaffen van de inhouding van loonheffingen voor de DGA en het tot het juiste bedrag opleggen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting een extra inspanning van de Belastingdienst. Deze is evenwel gering ten opzichte van het alternatief, namelijk het mogelijk maken van een kwartaalaangifte in het loonheffingensysteem.
In de motie wordt de regering tevens verzocht met maatregelen te komen om de premieheffing voor werkgevers verder te vereenvoudigen. Naar aanleiding hiervan wordt opgemerkt dat de premieheffing werknemersverzekeringen aanzienlijk is vereenvoudigd door de Walvis/SUB-operatie. De voorstellen in het wetsvoorstel “ Wijzigingsplan Paarse krokodil” (Kamerstukken II 2005-06, 30 577, nr. 2) zorgen voor aanvullende vereenvoudigingen van het loonbegrip. Nog verdergaande vereenvoudigingen zijn op zich denkbaar. Zij zijn ook verwoord in het rapport “ Beleving telt” (bijlage bij het wetsvoorstel “Wijzigingsplan Paarse krokodil”). Het betreft voorstellen die een bredere afweging vergen waarbij onder meer inkomenspolitieke en budgettaire afwegingen aan de orde zijn. Met inachtneming van deze kanttekening is de regering bereid om een notitie op te stellen over mogelijke vereenvoudigingen in de premieheffing. Deze notitie zal uiterlijk 1 april 2007 aan de Kamer worden aangeboden.
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
G. Zalm