Thales en de rol van de overheid

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage

Ons kenmerk: Fin 2006-00662

Tijdens het Algemeen Overleg over het deelnemingenbeleid van de Rijksoverheid op 26 januari 2006, heeft de heer Omtzigt zijn zorgen uitgesproken over de toekomst van Thales in Nederland. Hij heeft mij daarbij verzocht nader te onderzoeken welke mogelijkheden door de staat aangewend kunnen worden om de bedrijfsmatige activiteiten van Thales in Nederland te behouden. Nadat hierover overleg met de minister van Economische Zaken heeft plaatsgevonden, kan ik u als volgt informeren.

Om te beginnen is het van belang vast te stellen dat noch het ministerie van Economische Zaken, noch het ministerie van Financiën als één procent aandeelhouder, zich bemoeit met de daadwerkelijke bedrijfsvoering, de omvang van de werkgelegenheid en herstructureringen van het bedrijf. Dit zijn immers ondernemingsaangelegenheden.

Het Ministerie van Economische Zaken spant zich wel in voor een goed ondernemingsklimaat in Nederland. Naast de algemene voorwaarden voor ondernemingen spelen voor Thales het opereren op een internationaal level playing field en een gunstig klimaat voor innovatieve activiteiten een belangrijke rol. Het laatste wordt in het innovatiebeleid geëffectueerd met instrumenten als de generieke WBSO (wet voor belastingaftrek bij speur- en ontwikkelingswerk) of de nieuwe aanpak met specifieke programma’s: “Innovatie in dialoog”. Het eerste programma dat recent is gestart, “Point One”, is gericht op nanotechnologie en ‘embedded systems’. Een terrein dat zeer relevant is voor Thales Nederland.

In het kader van het beleid gericht op de defensiegerelateerde industrie in Nederland richt EZ zich primair op het bevorderen van een internationaal ‘level playing field’ dat het voor bedrijven mogelijk maakt om op de Nederlandse en in ternationale markten te kunnen opereren op basis van open concurrentie. In diverse internationale gremia worden initiatieven om open concurrentie op de internationale defensiemarkt te bevorderen actief ondersteunt. Recent successen zijn de zgn. ‘Code of Conduct on Defence Procurement’ en ‘Code of Best Practice in the Supply Chain’ die zijn aangenomen door de bij het Europese Defensie Agentschap (EDA) aangesloten landen en vanaf 1 juli jl. van kracht zijn. Deze codes zijn een stap in de goede richting bij het bevorderen van internationale concurrentie, in ieder geval in Europa. Echte internationale marktwerking is echter nog wel iets dat op zijn best op middellange termijn bereikt kan worden.

Om die reden wordt specifieke aandacht besteed aan de mogelijkheden om de Nederlandse defensiegerelateerde industrie in te schakelen bij de ontwikkeling en productie van defensiematerieel, zowel voor de Nederlandse als internationale behoefte. Specifiek betekent dit dat bij behoeften van het Nederlandse Ministerie van Defensie gekeken wordt wat de mogelijkheden zijn van de Nederlandse industrie. Via de Stichting Nederlandse Industriële Inschakeling bij Defensieopdrachten (NiiD) worden Nederlandse defensiegerelateerde bedrijven geï nformeerd over geplande opdrachten vanaf € 125.000,--. Voor opdrachten groter dan € 5 mln die in het buitenland worden geproduceerd geldt de compensatie-eis waarmee de buitenlandse hoofdaannemers gestimuleerd worden Nederlandse bedrijven als toeleverancier te selecteren. Bij projecten waarbij het Nederlands Ministerie van Defensie met andere landen samenwerkt bij de ontwikkeling en productie van materieel worden afspraken gemaakt over de industriële werkverdeling. Daarnaast is de Nederlandse overheid actief op het gebied van exportondersteuning, bijvoorbeeld door bezoeken van overheidsdelegaties aan buitenlandse overheden en het subsidiëren van Nederlandse inzendingen aan defensiebeurzen.

Thales Nederland, als kennisintensief onderdeel van een internationaal bedrijf, vervult in Nederland een vooraanstaande rol in de defensiegerelateerde industrie. Als zodanig maakt het bedrijf dan ook gebruik van de mogelijkheden die hiervoor zijn genoemd.

Het succes van Thales als onderneming en daaraan verbonden de werkgelegenheid die de onderneming kan bieden, hangt verder af van de eigen effectiviteit, de strategie van de groep waartoe Thales Nederland hoort en de marktsituatie. Daarin is verder geen rol weggelegd voor de overheid.

De Minister van Financiën,

G. Zalm