Nader rapport ontwerp besluit definitiebepalingen Wft
de Koningin
Ons kenmerk: FM 2006-01837 U
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 juli 2006, nr. 06.002295, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde onderwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 juli 2006, nr. W06.06.0267/IV, bied ik u hierbij aan.
In reactie op het advies van de Raad van State merk ik het volgende op, waarbij de volgorde van de punten wordt aangehouden zoals die door de Raad is gehanteerd.
1. De Raad stelt de vraag of alleen voor film-cv’s geldt dat zij met beleggingsobjecten vergelijkbare risico’s kennen.
Uitgangspunt voor aanwijzing als beleggingsobject is dat het aan te wijzen recht niet kwalificeert als beleggingsobject maar wel dezelfde of vergelijkbare risico’s kent. In de praktijk is gebleken dat het beleggen in film-cv’s veel risico's met zich brengt voor beleggers en dat daar zonder deze aanwijzing geen of onvoldoende toezicht op mogelijk is. Van andere vermogensrechten die samenhangen met intellectuele eigendomsrechten is mij niet bekend dat zij gepaard gaan met dezelfde risico’s als beleggingsobjecten, noch dat zij op grote schaal aan beleggers worden aangeboden. Op dit moment is het daarom vooralsnog niet noodzakelijk om het begrip beleggingsobject uit te breiden. Niet valt uit te sluiten dat in de toekomst zaken, rechten op zaken, intellectuele eigendomsrechten of andere vermogensrechten zullen worden aangewezen als beleggingsobject. Dit zal alleen worden gedaan als dit noodzakelijk is en de aanwijzing effectief en proportioneel. De grondslag voor deze aanwijzing is opgenomen in onderdeel b van de definitie van beleggingsobject in artikel 1:1 van de wet. De toelichting bij artikel 2 van het ontwerpbesluit is op dit punt aangevuld.
2. De Raad merkt op dat in de huidige Vrijstellingsregeling Wtk 1992 ook bepaalde niet in de EU gevestigde partijen als professionele marktpartij kunnen worden aangemerkt en dat het lijkt dat in de definities van professionele marktpartij en gekwalificeerde belegger in artikel 1:1 van de wet sprake is van een beperktere reikwijdte.
De onderdelen a, b en c in de definitie van gekwalificeerde belegger in artikel 1:1 van de wet zijn niet beperkt tot in de EU gevestigde partijen. De reikwijdte van deze onderdelen in de definitie van gekwalificeerde belegger geldt eveneens voor onderdeel a in de definitie van professionele marktpartij in artikel 1:1 van de wet.
Voorts zijn de overige categorieën in de definitie van professionele marktpartij in artikel 1:1 van de wet (onderdelen b en c) en de categorieën in artikel 3 van het ontwerpbesluit niet beperkt tot in de EU gevestigde partijen.
De reikwijdte van de definitie van professionele marktpartij is dus in de Wet op het financieel toezicht niet beperkter dan in de Vrijstellingsregeling Wtk 1992. De toelichting van het ontwerpbesluit is op dit punt aangevuld. Artikel 3 van het ontwerpbesluit behoeft op dit punt geen aanvulling.
3. Met de redactionele kanttekeningen van de Raad is rekening gehouden.
Het ontwerpbesluit is na ontvangst van het advies van de Raad van State vernummerd en de verwijzigen zijn daaraan aangepast. Ook is rekening gehouden met de vernummering van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet op het financieel toezicht.
Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.
De minister van Financiën,