Evaluatie regels kredietreclame

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: FM 2006-02653 M

Geachte voorzitter,

Op 31 oktober heeft de Kamer de motie Vietsch (29942, nr. 28) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om een verbod op kredietreclames voor persoonlijke leningen op tv. De regering heeft de motie ontraden met een verwijzing naar de argumenten die hiervoor al eerder dit jaar met de Kamer zijn besproken. Het betreft zowel juridische als inhoudelijke argumenten die u terugvindt in mijn brieven van 28 april 2006, 24515, nr. 91 en 23 augustus 2006, 29507, nr. 96. Daarnaast had ik bij de Algemene Financiële Beschouwingen toegezegd nog in 2006 een “flitsevaluatie” uit te voeren naar de regels voor kredietreclame op basis waarvan op een zakelijke manier over aanpassing of aanscherping van de regels gesproken zou kunnen worden. Eerder was al toegezegd dat in 2007 een brede evaluatie naar de effectiviteit van alle Wfd-regels met betrekking tot het voorkomen van overkreditering, waaronder de reclameregels wordt uitgevoerd. Het feit dat de motie Vietsch desondanks is aangenomen leidt bij mij tot de constatering dat mijn argumenten en toezeggingen de ongerustheid bij de Kamer over agressieve en misleidende kredietreclames niet hebben weggenomen. In deze brief wordt beschreven tot welke actie de motie Vietsch mij aanleiding geeft.

Allereerst wil ik vooropstellen dat een verbod op tv-reclames voor kredieten erg ver gaat, omdat reclame een onlosmakelijk aspect is van het handelsverkeer, waarin consumenten kennis moeten kunnen nemen van verschillende producten die op de markt zijn. Leningen vervullen een maatschappelijke functie. Voor veel mensen kan het aangaan van een lening, gezien hun situatie, nuttig zijn. Het zou van paternalisme getuigen om aan te nemen dat mensen hier zelf geen verstandige keuzes in kunnen maken. Het is mij bekend dat er ergernis en zorg heersen over tv-reclames voor persoonlijke leningen. Ergernis en zorg zijn echter onvoldoende grond voor een dergelijke rigoureuze maatregel.

Elke wijziging van de regels voor kredietreclame dient zowel adequaat, consistent als houdbaar te zijn. Het past niet om onmiddellijk over te gaan tot wijzigingen van voorschriften, die pas op 1 mei 2006 inwerking zijn getreden, zonder een grondige analyse van de knelpunten en mogelijkheden. Hierbij is met name van belang dat de ruimte die Nederland heeft om regels te maken op dit onderwerp Europeesrechtelijk wordt beperkt. Het gaat hierbij om het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het kunnen maken van handelsreclame onder de vrijheid van meningsuiting valt. Met het oog op bepaalde publieke belangen kan de vrijheid van meningsuiting, zoals deze in het EVRM wordt geborgd, worden ingeperkt, maar hiervoor is wel vereist dat er geen andere (lichtere) instrumenten zijn om dat doel te bereiken. Om aan deze eis te voldoen zal dus eerst moeten worden bepaald in hoeverre de huidige kredietreclames mensen daadwerkelijk aanzetten tot leningen die hen in een overkrediteringssituatie brengen en welke alternatieve instrumenten er zijn om die prikkels weg te kunnen nemen.

Voor een grondige analyse van de knelpunten en de juiste instrumenten, is het noodzakelijk percepties en ervaringen mee te nemen van consumenten, kredietverstrekkers, AFM en andere belanghebbende partijen. Om die reden gaat Financiën direct van start met een brede uitvoerige evaluatie van de regels voor kredietreclame die eigenlijk in 2007 zou plaatsvinden. Alleen een dergelijke evaluatie zou voldoende grond kunnen bieden voor een discussie op basis van juiste en volledige informatie over eventuele wijzigingen in de regels voor kredietreclame. De uitvoering van deze evaluatie zal in de eerste helft van 2007 worden afgerond. Overigens zal een brede evaluatie ook gelegenheid bieden om mogelijke misleidende aspecten van de kredietreclame die de heer Marijnissen mij bij de Algemene Financiële Beschouwingen had voorgelegd mee te nemen.

Overigens staat de versnelling van de brede evaluatie uitvoering van de lopende flitsevaluatie niet in de weg. Basis voor de flitsevaluatie zijn vooral de toezichtservaringen van de AFM tot nu toe. Naar aanleiding hiervan kunnen bepaalde beperkte verscherpingen van de regels direct worden ingezet. Het gaat dan om de informatie die een consument in staat moet stellen een krediet goed te beoordelen, met name op het aspect van de kredietvergoeding. Er zal worden bezien welke verbeteringen kunnen worden aangebracht in de presentatie en toegankelijkheid van die informatie.

De minister van Financiën,

G. Zalm