Derde wijziging van de Comptabiliteitswet
De Koningin
Ons kenmerk: CAD 2006-225M
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 24 maart 2006, kenmerk 06.001039, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 juni 2006, nr. W06.06.0081/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een inhoudelijke opmerking. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met deze opmerking rekening zal zijn gehouden.
1. De Raad constateert dat het onduidelijk is aan welke kenmerken de afdrachten aan de Staat moeten voldoen om onder het regime van de onderhavige wetswijziging te vallen en adviseert derhalve de reikwijdte van de voorgestelde bepaling scherper aan te geven.
Aan dit advies is in het in te dienen wetvoorstel gevolg gegeven door zowel in artikel 43, eerste lid onder a, als in artikel 91, het eerste lid onder c, de zinsnede “dan wel door wie bij of krachtens een wet of een overeenkomst gelden aan de Staat worden afgedragen” te schrappen.
In de aan de Raad voorgelegde memorie van toelichting werd ten aanzien van de reikwijdte van de afdrachten verduidelijkt dat het gaat om gelden die instellingen bij of krachtens een wet of een overeenkomst aan een minister dienen af te dragen, met uitzondering van belastinggelden en ontvangsten door het Rijk vanwege de verkoop van goederen en diensten (via prijs/tariefstelling).
Ik ben het evenwel eens met de opvatting van de Raad dat de reikwijdte niet alleen uit de memorie van toelichting, maar ook uit de voorgestelde bepaling zelve moet blijken. Het is echter niet mogelijk deze reikwijdte zodanig te formuleren, dat daaruit een precieze afbakening van de in dit wetsvoorstel bedoelde afdrachten blijkt. Afdrachten aan de Staat kennen immers vele verschijningsvormen, zoals belastingen, heffingen, premies, opbrengsten van staatsdeelnemingen, opbrengsten uit hoofde van verkooptransacties en dergelijke. Het is niet de intentie dat dit wetsvoorstel betrekking heeft op al deze verschijningvormen. Aanvankelijk was het de bedoeling om met name afdrachten in verband met het winnen van aardgas onder het regime van deze wetswijziging te laten vallen. Mede ter vermijding van administratieve lasten dient echter te worden voorkomen dat door een algemeen geformuleerde bepaling in de Comptabiliteitswet, de in deze wetswijziging voorgestelde bevoegdheden (inzake het onderzoeks-, inzage- en kopieerrecht) eveneens van toepassing worden op allerlei andere niet-bedoelde afdrachten.
Daarom wordt er nu voor gekozen de in artikel 43, eerste lid onder a, voorgestelde bepaling uitsluitend te richten op subsidies, garanties en leningen. Indien het in voorkomende gevallen wenselijk is dat de in deze wetswijziging voorgestelde bevoegdheden ook van toepassing zijn op bepaalde afdrachten, dan kan dat specifiek in de desbetreffende wet of overeenkomst worden bepaald. Bijvoorbeeld door in de desbetreffende wet of overeenkomst de artikelen 43, 43a en 43b, alsmede het derde lid van artikel 86, van de Comptabiliteitswet 2001 van overeenkomstige toepassing te verklaren.
2. Met de redactionele kanttekeningen van de Raad is rekening gehouden.
3. Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt aan de memorie van toelichting nog een passage van technische aard toe te voegen.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Financiën,
G. Zalm