Antwoorden op kamervragen over vriendjespolitiek bij de Wereldbank
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE
Uw brief (Kenmerk) 30 mei 2007 (Kenmerk 2060716500)
Ons kenmerk: BFB 2007-943 M
Geachte voorzitter,
Mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zend ik u hierbij de antwoorden op vragen van het lid Irrgang over vriendjespolitiek bij de Wereldbank. Deze vragen werden ingezonden op 30 mei 2007 met kenmerk 2060716500 .
- Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel “Niet alleen Wereldbank heeft last van Wolfowitz”?
- Antwoord
Wij delen het oordeel van NRC Next dat de gang van zaken rond het aftreden van Wolfowitz de geloofwaardigheid van de Werelbank heeft geschaad. Eén van de eerste taken van de nieuw te benoemen president van de Wereldbank zal zijn dit vertrouwen te herstellen.
- Vraag 2
Deelt u de mening dat, om de geloofwaardigheid van de Wereldbank te herstellen, het bestuur dan wel een apart daarvoor in te stellen commissie een aantal gelijksoortige zaken die parallel aan de zaak-Riza naar boven zijn gekomen moet onderzoeken? Zo ja, gaat u hiervoor pleiten bij de Wereldbank? Zo neen, waarom niet?
- Antwoord
Het rapport van de ad hoc commissie gaat al in op een aantal zaken die parallel aan de zaak-Riza naar boven zijn gekomen. Het rapport van de ad hoc commissie concludeert dat veranderingen in het bestuursraamwerk van de Wereldbank nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze instelling in de toekomst haar mandaat effectief kan uitvoeren. Hiertoe behoort een heroverweging van de rol en de procedures van de Ethics Committee. Ook zullen interne bestuurskwesties aan de orde moeten komen, waaronder de afbakening van de verantwoordelijkheden van de President en de Raad van Bewindvoerders. Dit is ook van belang voor de formulering van de strategie van de Wereldbank voor de komende jaren. De Nederlandse regering steunt deze aanbeveling van het rapport. De Nederlandse bewindvoerder onderzoekt hoe aan deze aanbeveling follow-up kan worden gegeven.
- Vraag 3
Herinnert u zich eerdere vragen over vriendjespolitiek bij de Wereldbank d.d. 3 maart 2006?
- Antwoord
Ja.
- Vraag 4
Vormt de zaak-Riza voor u aanleiding ook deze kwestie onder de aandacht te brengen bij de Wereldbank met als doel de zaak opnieuw te onderzoeken? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo neen, waarom niet?
- Antwoord
Neen. Wij hebben vooralsnog geen aanwijzingen dat de benoeming van mevrouw Folsom onrechtmatig is geweest. Zie ook ons antwoord op uw vragen als bedoeld in vraag 3.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos