Antwoorden op kamervragen over de kosten van betaaldiensten
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE
Uw brief (Kenmerk) 2060712960
Ons kenmerk: FM 2007-01008 U
Geachte voorzitter,
Hieronder treft u de antwoorden aan op de vragen van de Kamerleden Blanksma (CDA), Vos (PvdA) en Van Dijck (PVV) over dure vergoedingen voor betaaldiensten die mij werden toegezonden bij brief van 23 april 2007, onder nummer 2060712960.
Vraag 1
Kent u het onderzoek van de Europese Commissie, “Report on the retail banking sector inquiry”, waarin geconcludeerd wordt dat Europese consumenten over het algemeen ondoorzichtige en excessieve vergoedingen betalen voor betaaldiensten?1 Zo ja, deelt u de geconstateerde problemen en conclusies van dit onderzoek, o.a. dat de interchange fees marktverstorend zijn en dat betaalkaartproducten ook zonder deze fees in bijna alle gevallen nog steeds winstgevend zijn? Zo ja, wat gaat u naar aanleiding van dit onderzoek doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord vraag 1
Ja, dit onderzoek is mij bekend. Ik deel de conclusies van het onderzoek dat concurrentie van belang is bij het aanbieden van betaaldiensten en dat interchange fees hierbij een rol kunnen spelen. Daarbij deel ik de zorg van de gebruikers van betaaldiensten dat interchange fees de concurrentie kunnen belemmeren en prijsverhogend kunnen werken.
Interchange fees zijn momenteel ook onderdeel van een Europese discussie. De Europese Commissie doet mededingingsrechtelijk onderzoek naar Mastercard inzake het gebruik van interchange fees bij haar kaartbetalingen. De uitkomsten van dit onderzoek zie ik dan ook met belangstelling tegemoet.
Vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Commissie naar Mastercard zal ik mijn zorgen onder de aandacht van de banken brengen.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat het Platform Detailhandel Nederland en Koninklijke Horeca Nederland hun medewerking in een deel van de Afstemgroep SEPA2 Nederland van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer hebben opgeschort? Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling?
Antwoord vraag 2
Ja, dat is mij bekend. Ik betreur het dat deze twee partijen hun medewerking aan een deel van de subwerkgroepen van de Afstemgroep SEPA (Single Euro Payments Area) Nederland van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) hebben opgeschort. Ik vind het van groot belang dat het Platform Detailhandel Nederland en de Koninklijke Horeca Nederland nog wel participeren in de Afstemgroep SEPA Nederland, waar de migratie naar SEPA wordt besproken, en dat zij dit ook blijven doen. Het doel van het MOB en de onderliggende werkgroepen is overigens bij te dragen aan een maatschappelijk efficiënte inrichting van het Nederlandse retailbetalingsverkeer. Een brede samenstelling met daarin ook vertegenwoordigers van gebruikers van het betalingsverkeer is daarbij essentieel.
Vraag 3
Hoe tracht u te voorkomen dat SEPA leidt tot uiteindelijke kostenverhogingen voor de Nederlandse consument, of dat de Nederlandse consument voor kaartbetalingen afhankelijk wordt van een duopolie van MasterCard en Visa? Kunt u aangeven welke rol de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ter zake heeft?
Vraag 4
Hoe kan worden voorkomen dat het efficiënte Nederlandse betaalproduct PIN mogelijk wordt vervangen door een duurder Europees betaalproduct?
Antwoord vragen 3 en 4
SEPA heeft tot doel dat burgers en bedrijven in de Eurozone met dezelfde betaalmiddelen en onder dezelfde voorwaarden hun betalingen kunnen afhandelen binnen de gehele Eurozone. Hiertoe hebben de banken in het kader van SEPA afspraken gemaakt ten aanzien van de invoering van nieuwe pan-Europese elektronische betaalproducten. Ten aanzien van deze pan-Europese producten zijn standaarden ontwikkeld door de European Payments Council (EPC).. . De banken willen hun huidige nationale producten op termijn aan deze standaarden laten voldoen of willen deze vervangen door nieuwe pan-Europese producten.
Derhalve zal ook PIN aan deze standaarden moeten voldoen om aangeboden te kunnen blijven worden door de banken. Ik ben van mening dat een eventuele uitfasering van PIN vraaggestuurd moet plaatsvinden, met andere woorden dat PIN alleen zou moeten worden vervangen indien daar nieuwe pan-Europese producten in een concurrerende omgeving tegenover staan. Deze betaalproducten dienen minimaal net zo veilig en efficiënt te zijn als de huidige Nederlandse producten en een kostenniveau te hebben dat vergelijkbaar met of lager is dan het huidige Nederlandse kostenniveau. Aangezien SEPA een marktgedreven proces is, heb ik hier echter geen directe invloed op.
Wel hebben de Nederlandse banken in mijn ogen een maatschappelijke verantwoordelijkheid om betaaldiensten aan te bieden die betaalbaar zijn voor een ieder. Derhalve zal ik op korte termijn mijn zorgen nogmaals onder de aandacht van de banken brengen door middel van een brief aan de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). In deze brief zal ik tevens ingaan op de interchange fees (zie mijn antwoord op vraag 1).
Daarnaast zal de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), als uitvoerder van de Mededingingswet, uiteraard nauwlettend toezien op de mededingingsrechtelijke aspecten van een overgang naar pan-Europese producten en een eventuele vervanging van PIN als betaalproduct. Zonder voldoende concurrentie tussen aanbieders van betaalproducten, hebben deze aanbieders weinig prikkels om efficiencywinsten uiteindelijk terecht te laten komen bij de consument.
Overigens wordt met de Payment Services Directive (de richtlijn die het noodzakelijke wettelijke kader schept voor SEPA) beoogd om de transparantie bij de tarifering van betaalproducten te vergroten. Hierdoor zal de consument een bewustere keuze kunnen maken voor het meest efficiënte betaalmiddel. Dit kan echter wel tot gevolg hebben dat de consument zichtbare directe tarieven zou gaan betalen. De vergrote zichtbaarheid van de tarifering hoeft echter niet te betekenen dat de consument ook te maken heeft met een reële prijsstijging.
Vraag 5
Bent u bekend met de aan u gerichte brieven van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer van 13 oktober 2006 en 25 januari 2007 met betrekking tot een collectieve ontheffing van venstertijden voor geld- en waardetransporten? Zo ja, deelt u de mening van de gezamenlijke toonbankinstellingen dat het niet regelen van deze kwestie leidt tot ontoelaatbare en onveilige situaties voor ondernemers, medewerkers, consumenten en waardetransporteurs? Zo ja, wanneer gaat u deze al jaren slepende kwestie regelen?
Antwoord vraag 5
Waarschijnlijk doelt u op de brieven van die datum van het MOB aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Deze kwestie behoort tot het terrein van de minister van Verkeer en Waterstaat. Overigens acht ik het van belang dat er contacten zijn tussen het MOB en het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daarbij heb ik van de Minister van Verkeer en Waterstaat begrepen dat deze brieven reeds beantwoord zijn.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos
1: Financieel Dagblad, 1 februari 2007
2: SEPA: Single Euro Payments Area