Antwoorden op kamervragen over 'aasgierfondsen'

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 2060714860

Ons kenmerk: BFB 2007-857M

Geachte voorzitter,

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Waalkens over 'aasgierfondsen'. Deze vragen werden ingezonden op 15 mei 2007 met kenmerk 2060714860.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Wouter BosBert Koenders

  • Antwoorden van de heer Bos, minister van Financiën, en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Waalkens (PvdA) over 'aasgierfondsen'.
  • vraag 1

Kent u het artikel "UK court slashes Zambia fund's claim"? (Financial Times, 24 april 2007)

  • Antwoord

Ja

  • Vraag 2

    Wat is uw mening over praktijken van “aasgierfondsen” zoals Donegal International ten aanzien van Zambia, in het bijzonder met het oog op de gevolgen voor armoedebestrijding in landen die in aanmerking komen voor schuldkwijtschelding in het kader van het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)-initiatief en Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI)?

  • Antwoord

De regering keurt de activiteiten van ‘aasgierfondsen’ zoals Donegal International ten aanzien van Zambia ten stelligste af omdat de activiteiten van dit soort fondsen de inzet van de internationale gemeenschap om duurzame schuldverlichting te schenken aan zwaar verschuldigde landen ondermijnt. In het geval van Zambia is het zo dat dat land veel energie en inzet heeft moeten steken in het bereiken van het zogenaamde ‘Completion Point’ (eindpunt) van het HIPC-initiatief, waardoor het land zijn schulden zag afnemen van 7,1 miljard USD in 2004 naar 0,5 miljard USD in 2006. Ook Nederland heeft zich hier hard voor gemaakt. Zambia heeft door de afgenomen schuldverplichtingen nu de mogelijkheid om middelen te investeren in armoedebestrijding, gezondheidszorg etc. Door de zeer excessieve claims van aasgierfondsen als Donegal International worden deze voor de ontwikkeling van Zambia belangrijke uitgaven bemoeilijkt. Dat is onjuist. Het kan uiteraard niet het geval zijn dat Nederland en anderen middelen inzetten voor schuldkwijtschelding, terwijl crediteuren die niet bijdragen aan schuldverlichting hier excessief van profiteren. De lasten moeten eerlijk verdeeld worden.

  • Vraag 3

    Is het mogelijk dat ‘aasgierfondsen’ die in Nederland geregistreerd zijn als particulier crediteur, vergelijkbare praktijken kunnen gebruiken tegen ontwikkelingslanden die in aanmerking zijn gekomen voor multilaterale initiatieven voor schuldkwijtschelding zoals HIPC en MDRI? Zo ja, bent u bereid wettelijke maatregelen te treffen die het handelen van ‘aasgierfondsen’ uit Nederland onmogelijk maken?

  • Antwoord

Ons zijn vooralsnog geen gevallen bekend van aasgierfondsen die vanuit Nederland opereren. Dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat in algemene zin de Nederlandse wetgeving terzake hiertoe weinig ruimte biedt. De minister van Financiën onderzoekt thans echter of juridische maatregelen mogelijk en opportuun zijn. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat evt. maatregelen een proportionele reactie dienen te vormen op de omvang van de kwaal.

  • Vraag 4|

    Bent u bereid landen die door ‘aasgierfondsen’ voor de rechtbank gedaagd worden juridisch en financieel bijstand te verlenen?

  • Antwoord

De regering beziet op dit moment alle mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden om deze problematiek aan te pakken en de ondersteuning die donoren daaraan kunnen geven. Onderdeel hiervan kan juridische ondersteuning/ advies zijn.

Wij wijzen er echter op, dat er reeds programma’s bestaan gericht op het verbeteren van het beleid en de capaciteit t.a.v. schuldbeheer van lenende landen. Nederland ondersteunt een aantal van deze programma’s, zoals MEFMI ( Macroeconomic and Financial Management Institute of Eastern and Southern Africa) en DMFAS (Debt Management Financial and Analysis System).

Het voorkomen van een gang naar de rechter door dit soort commerciële crediteuren is echter minstens zo belangrijk. Zo is er de IDA Debt Reduction Facility, die landen helpt om tot een regeling te komen met hun commerciële crediteuren. Nederland heeft recentelijk besloten om bij te dragen aan een dergelijke schuldenregeling voor Nicaragua.

  • Vraag 5

Heeft u deze kwestie met betrekking tot Donegal International besproken met uw Amerikaanse en Britse ambtgenoten, in de marge van de voorjaarsvergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank in april 2007 in Washington? Zo ja, wat heeft u besproken en eventueel afgesproken, en welke internationale initiatieven zijn er concreet te verwachten en wanneer? Zo neen, waarom niet?

  • Antwoord

Nee, er deden zich hiervoor geen gelegenheden voor en het onderwerp stond ook niet op de agenda van de voorjaarsvergadering IMF/Wereldbank. Op ambtelijk niveau werd echter met zowel IMF als Wereldbank intensief overleg over dit onderwerp gevoerd, omdat Nederland snel actie wil om dit soort praktijken aan te pakken. Ook is er goed ambtelijk contact met de VS en het VK, die deze problematiek volledig erkennen. Meer in algemene zin heeft het onderwerp in de betrokken fora reeds alle aandacht en wordt besproken welke maatregelen in internationaal verband genomen kunnen worden. Zo heeft de Club van Parijs het initiatief genomen om concrete maatregelen te formuleren om dit probleem aan te pakken. Nederland stelt zich in deze discussie in de Club van Parijs zeer actief op en werkt daarbij samen met onder meer het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Inmiddels heeft de Club van Parijs dit onderwerp ook besproken in een bijeenkomt met private crediteuren, waaronder de Club van Londen (zie www.clubdeparis.org).

  • Vraag 6

Ziet u mogelijkheden om internationale regelgeving op dit terrein te verbeteren of aan te scherpen en een sluitend juridisch kader bij het kwijtschelden van schulden tot stand te brengen, teneinde te bewerkstelligen dat middelen die beschikbaar zijn gesteld voor schuldkwijtschelding aan ontwikkelingslanden daadwerkelijk ten goede komen aan armoedebestrijding en niet in de zakken van ‘aasgierfondsen’ verdwijnen?

  • Antwoord

Zoals hierboven aangegeven wordt reeds in de relevante multilaterale fora (IMF, Wereldbank, Club van Parijs en die van private crediteuren) onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden, waarbij Nederland actief meewerkt aan het formuleren van concrete maatregelen. Deze mogelijkheden liggen overigens niet per se alleen op juridisch terrein, aangezien het in juridische zin uitermate gecompliceerd, zo niet onmogelijk is om maatregelen te treffen indien een particuliere crediteur een rechtmatige eigenaar is van een schuldvordering op een ontwikkelingsland en deze voor de rechter probeert af te dwingen.

Bovendien is het in de ogen van de regering onwenselijk om het verhandelen van schuld in het algemeente verbieden of om de principes van het internationaal contractrecht, waarbij contractpartijen indien nodig naar de rechter kunnen stappen om het nakomen van verplichtingen af te dwingen, aan te tasten. Met ondoordachte algemene maatregelen zouden crediteuren veel terughoudender worden met het verstrekken van kredieten aan ontwikkelingslanden en zouden bona fide transacties met en verantwoorde leningen aan ontwikkelingslanden belemmerd worden, met alle negatieve gevolgen van dien. Ook zou het voor landen als Nederland zelf nadelig kunnen zijn wanneer door algemene inperking van de verhandelbaarheid van schuld, de liquiditeit en daarmee de efficiëntie van de internationale financiële markten zou worden beperkt. Het gaat er alleen om, om in specifieke gevallen zoals dat van Zambia/Donegal waarbij de inspanningen van de internationale gemeenschap worden ondermijnd, gericht op te kunnen treden.

Naast het onderzoeken van de juridische mogelijkheden kan tegelijkertijd op korte termijn een eerste stap worden gezet met bewustwordingscampagnes voor private en bilaterale crediteuren, zodat schulden niet meer worden doorverkocht aan ‘aasgierfondsen’ als Donegal International. Ook technische assistentie op het terrein van schuldbeleid en -beheer kan ontwikkelingslanden helpen om juridische procedures met crediteuren te voorkomen. Daarnaast kunnen in relevante internationale fora richtlijnen worden opgesteld en ‘codes of conduct ’ waarbij het doorverkopen van schulden aan excessief en agressief opererende aasgierfondsen kan worden voorkomen. De regering zal Uw kamer van nadere informatie hierover voorzien zodra hier meer over te melden valt.