Reactie op brief Comité Stop Uitverkoop Thuiszorg Weert

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO-CB-U-2844870

31 juli 2008

Op 10 april vroeg de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een reactie op de brief van het comité “Stop Uitverkoop Thuiszorg Weert” te Nederweert.
Het antwoord op dit verzoek heeft op zich laten wachten, omdat ik- voordat ik de commissie een antwoord zond- eerst wilde dat er met het comité gesproken zou worden over de achtergronden van de brief.
Ik informeerde u daarover reeds op 18 juni 2008.

Het tot stand komen van een afspraak had wat voeten in de aarde, maar er is inmiddels een goed gesprek gevoerd tussen het comité en het ministerie. In dat gesprek werd nog eens duidelijk met hoeveel betrokkenheid medewerkers in de zorg zich inzetten voor hun werk en hoe begaan zij zijn met de toekomst van de thuiszorg. Ook werd het verschil in perceptie duidelijk. Als 91% van de cliënten na de operatie herindicatie evenveel of meer uren huishoudelijk hulp ontvangt kan je daar vanuit beleidsmatig standpunt tevreden over zijn. Ook een rapportcijfer van 8.1 leidt tot een hoge waardering van mijn kant voor de inzet van de medewerkers. Voor de medewerkers zelf, geconfronteerd met het werk van alledag en met de fouten die bijvoorbeeld soms bij de indicatiestelling gemaakt worden zijn het juist de uitzonderingen die zo opvallen.

Ik ben het meest onder de indruk van de volgende passage in de brief van het comité uit Nederweert:
“We weten ook niet op wie we boos moeten zijn. De thuiszorgorganisaties, de politiek, de gemeente,”Den Haag”? Iedereen zal vast wel zijn best doen, maar wij merken er niets van, en we krijgen van niemand duidelijkheid.”

Die passage maakt duidelijk dat verschillende partijen met elkaar verantwoordelijk zijn voor het welslagen van de zorg. De werkgevers en de werknemers zijn samen verantwoordelijk voor het opstellen en naleven van de CAO en de salarissen. De gemeente en de thuiszorgorganisaties zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de hulp bij het huishouden.
Het is dus verstandig om daar met alle betrokken partijen over van gedachten te wisselen. In de regio Eindhoven is bijvoorbeeld op lokaal niveau met alle partijen gesproken over de invulling van de hulp bij het huishouden en ieders rol daarbij. Dat heeft tot een nieuw bestek voor hulp bij het huishouden geleid, waar alle partijen zich in konden vinden. Ik heb dit goede voorbeeld onder de aandacht gebracht bij het College van Burgemeester en Wethouders van Weert.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker