Presentatie KNMI-rapport 'De toestand van het klimaat in Nederland 2008'
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Het lijkt er soms op alsof er in deze tijd van het jaar maar één ding écht belangrijk is: het weer! Mensen in eigen land hopen op zon. Nederlanders in warme oorden verlangen juist naar een verkoelend windje. En daarbij kijken we liefst niet te ver vooruit. De vraag is simpelweg of de barbecue vanavond áán en de dikke trui morgen úit kan. U herkent het vast. Net als de notie dat er op dat gebied weinig zekerheden zijn.
Vandaag, op deze laatste dag van een julimaand waarin de thermometer alle kanten opging, gaat het ook over het weer, over ons klimaat. Maar we laten de verwachting voor morgen even voor wat ‘ie is en nemen een ruimere periode onder de loep. Het KNMI heeft ruim een halve eeuw teruggekeken en de vraag is wat dit inzicht voor de lange termijn betekent.
Het KNMI heeft berekend dat de opwarming van Nederland sinds 1950 twee keer zo snel is gegaan als gemiddeld op de aarde. En dat verloopt niet gelijkmatig, met als gevolg extreme regenval aan de ene kant en aan de andere kant opvallende droogteperiodes. Ik hoef maar het bijna tropische voorjaar van vorig jaar in herinnering te brengen. En daar volgde juist weer een wisselvallige en natte zomer op.
Het nieuws uit het rapport ‘De toestand van het klimaat’, dat Nederland sneller opwarmt dan de rest van de wereld, bevestigt dat het nodig is ingrijpende keuzes te maken. Want Nederland moet ook op de lange termijn een welvarend en veilig land blijven, met voldoende schoon water voor mens en natuur. En dat betekent dat we de verandering van het klimaat, hoe onzeker ook, het hoofd moeten bieden. Dit KNMI-rapport benadrukt dus het belang van de commissie Veerman, die op 3 september haar advies presenteert.
Het KNMI geeft ook aan dat de trend van opwarming beperkte voorspellende waarde heeft. Dát het klimaat verandert staat vast, maar het tempo en de omvang zijn met onzekerheden omgeven. Daar laten we ons niet door verlammen. Omgaan met onzekerheden is een van de belangrijkste uitgangspunten voor het toekomstige waterbeleid. Om uitschieters vóór te zijn, gaan we Nederland klimaatbestendig inrichten. Daarbij staan drie kernwoorden centraal:
- Weerstand;
- veerkracht;
- en aanpassingsvermogen.
Weerstand om extreme omstandigheden te kunnen weerstaan, veerkracht om snel te kunnen herstellen en aanpassingsvermogen om goed in te spelen op onzekerheden over de omvang en tempo van klimaatverandering.
Mijn eerste vraag aan het KNMI was natuurlijk: wat betekenen deze nieuwe gegevens voor het advies van de Deltacommissie? En het antwoord luidt dat deze cijfers bevestigen dat we voor een grote uitdaging staan voor de lange termijn, waar we ons bewust van moeten blijven. De verwachtingen van het KNMI voor de lange termijn gelden nog altijd. Wel tekent zich steeds scherper af dat we ons aan de warme kant van het spectrum bevinden.
Om ieder misverstand te voorkomen: het feit dat in Nederland de temperatuur sneller is gestegen dan gemiddeld ter wereld heeft géén extra gevolgen voor de stijging van de zeespiegel, wél voor de regenval, het waterpeil in de rivieren, het grondwater.
Het is niet zo gek dat Nederlanders in een julimaand als deze vinden dat er in dit land te véél regen valt. Het is bijna niet voor te stellen dat Nederland in deze eeuw verdroogt. Dat we rekening moeten gaan houden met periodes waarin we te kampen hebben met een tekort aan zoetwater. We hebben te veel, maar tegelijkertijd hebben we ook te wéinig water.
Het KNMI confronteert ons door dit rapport opnieuw met de dringende vraag hoe om te gaan met de onzekerheden van het veranderende klimaat. Hoe zorgen we ervoor dat we in droge periodes genoeg drinkwater hebben en de landbouwgewassen niet verdrogen? Hoe gaan we om met de toenemende verzilting? En waar laten we het water als het juist extreem regent?
Dat vraagt om nationaal beleid met oriëntatie op de lange termijn en acties gericht op het midden van deze eeuw. In het Nationaal Waterplan dat we eind dit jaar in ontwerp presenteren leggen we daar de basis voor.
En ondertussen zitten we uiteraard niet stil. Tot 2020 werken we aan onze veiligheid door rivieren de ruimte te geven en de verbetering van de dijken, inclusief de Afsluitdijk. De mogelijke afvoeren van Maas en Rijn worden uitgebreid en we innoveren. Denk bijvoorbeeld aan verdere ontwikkeling van dijken die niet kunnen bezwijken, zogenoemde klimaatdijken.
Maar of het nou gaat om een aanpak voor de korte, middellange of lange termijn; het moet altijd wetenschappelijk onderbouwd zijn en gestoeld op expertise. Daarom ben ik blij met dit rapport van het KNMI, als extra bouwsteen voor een nationaal beleid dat omgaat met de onzekerheden van het klimaat. Zodat we samen verder kunnen werken aan en leven in de mooiste en veiligste delta die Nederland heet.
Dank voor uw aandacht.