Belasting gebruik dienstauto
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Uw brief (Kenmerk) 21-2-2007/Fin070031
Ons kenmerk: DGB 2007-01125 U
Geachte voorzitter,
Op verzoek van de vaste commissie voor Financiën geef ik een reactie op de brief van de VNG van 23 januari 2007, kenmerk BB/U200700109, inzake belastingheffing op het privégebruik van dienstauto’s.
Het door de VNG geschetste probleem betreft de vraag welk gebruik van een ter beschikking gestelde dienstauto als privégebruik moet worden aangeduid in het kader van de fiscale bijtelling voor privégebruik auto.
Op grond van de jurisprudentie kwalificeren ritten die niet uit hoofde van het ambt worden gemaakt als privégebruik. Ritten voor niet ambtsgebonden nevenfun cties worden fiscaal dus als privégebruik aangemerkt. De VNG is van mening dat de Belastingdienst in de praktijk een te strikte definitie van het begrip ambtsgebonden nevenfuncties hanteert.
Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vanuit de Tweede Kamer ook aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Naar aanleiding hiervan heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u op 22 maart 2007, mede namens mij, een brief gezonden waarin een uiteenzetting is opgenomen van de fiscale behandeling van dienstauto’s1. Kort samengevat is daarin het standpunt opgenomen dat de Belastingdienst bij onbezoldigde commissies en functies van de VNG het standpunt inneemt dat sprake is van ambtsgebonden nevenfuncties en dus van zakelijke ritten. Bij bestuurlijke commissies of adviescolleges op het terrein van de rijksoverheid zal zich echter vaker de situatie voordoen dat iemand deelneemt op grond van zijn deskundigheid en reputatie en niet uit hoofde van het ambt. In dergelijke gevallen is sprake van niet ambtsgebonden nevenfuncties en voor de fiscale bijtelling dus van privé kilometers.
Ik ben van mening dat in de brief van 22 maart 2007 is verduidelijkt op welke wijze de Belastingdienst de ritten met dienstauto’s beoordeelt. Ik vertrouw er op dat daarmee ook de vragen van de VNG in voldoende mate zijn beantwoord.
Hoogachtend,
De Staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager
1: Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 800 VII, nr. 42.