Antwoorden op vragen van Kamerlid Agema (PVV) over drugshandel in gehandicapteninstellingen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2862808
29 juli 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over drugshandel in gehandicapteninstellingen (2070824440).
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van Miltenburg (VVD), ingezonden 30 juni 2008, vraagnummer 2070824130).
De Staatsecretaris van Volksgezondheid
Welzijn en Sport,
Mw. dr. J. Bussemaker
1. Bent u bekend met de berichtgeving over drugshandel in gehandicapteninstellingen? 1)
Ja.
2. Deelt u de mening dat een instelling een veilige plaats voor jongeren dient te zijn zonder drugs? Zo ja, wat gaat u ondernemen om deze instellingen weer drugsvrij te maken?
Ja. Deze kwestie speelde vorig jaar zomer (juli 2007). De populatie van de betrokken leefgroep vraagt extra alertheid van personeel en het management met betrekking tot het gebruik van drugs. Er is zowel door de instelling zelf als door de inspectie snel en adequaat actie ondernomen.
3. Deelt u de mening dat het te gek voor woorden is dat een begeleider in een instelling die drugs gebruikt, en/of drugs dealt, zijn ontslag kan aanvechten, weer wordt aangenomen en wederom op een groep wordt geplaatst? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat zo’n begeleider nimmer terug op een groep geplaatst mag worden?
In onze rechtsstaat staat het iedere werknemer vrij zijn/haar ontslag bij de rechter aan te vechten, onafhankelijk van de reden van het ontslag. Het gebruiken van en handelen in drugs met collega’s is ontoelaatbaar tijdens een werksituatie.
Toelichting:
deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Miltenburg. Van Miltenburg (VVD), ingezonden 30 juni 2008 (vraagnummer 2070824130)