Antwoorden op vragen van Kamerlid Agema (PVV) over een doodzieke vrouw die uit een hospice werd gezet
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
28 juli 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over een doodzieke vrouw die uit een hospice werd gezet (2070824370). Ingezonden op 2 juli 2008.
Over deze kwestie zijn ook vragen gesteld door het lid Van Leijten (SP), ingezonden 3 juli 2008 vraagnummer 2070824460)
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een doodzieke vrouw die een hospice uitgezet werd omdat zij niet snel genoeg overleed 2070824370).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht “Doodzieke vrouw hospice uitgezet”?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een hospice een doodzieke patiënt niet het hospice uit mag zetten?
Zo neen, waarom niet?
Vraag 3
Is dit volgens de huidige regelgeving zo maar mogelijk? Zo ja, welke acties gaat u
ondernemen om te voorkomen dat dit ooit weer gebeurt?
Antwoord 2 en 3
Als er sprake is van een terminale situatie heeft de cliënt recht op AWBZ-zorg, ongeacht de duur en het proces van overlijden. Het opname- en ontslagbeleid is een eigen verantwoordelijkheid van de hospices. Ten aanzien van ontslag is de procedure in het onderhavige hospice gericht op ontslag door overlijden. Soms wordt overgegaan tot overplaatsing, hetzij naar huis, hetzij naar een andere zorgsetting. Indien blijkt dat het ziekteproces van de bewoner zich )tijdelijk) stabiliseert en het levenseinde niet binnen drie maanden na opname wordt verwacht, dan wordt in overleg met de bewoner, huisarts en team verpleegkundigen besproken welke opties er zijn na deze periode. Ik ga geen actie ondernemen om deze situatie te veranderen.